390 BESCHRYVING M R S P R I N G K H A A N E N EN
•
immmms 9.
alwaar ons onder' t oog gebragc wordt, ^'g- n a Uh. \Xl
wmmm^Sc zogmaamde Vlinder- of Klapper-Springkhaan, met tw^e
hoogfoode Ondmkugelen. mrn
§. lo-
D e w j l deze foort van Springkhaanen in haare ieugd geene andere gedaan
K R E K E L S DEZER L A N D E N . XXI . 391
daanteheeft, dan de voorige; zo zal ik myne befchryvmg terijond met denTAB.XM.
f a X n o a d e r d o m , wanneer ze reets haare volkomen grootte bereikt heeft
h e r i r e n . De 1«'i'ig. van Tab, XXI. vertoont ons een Mannetje van
S ch in eene zittende geftalte. Dezelven hebben gemeenlyk eene brume
z w a t t - b e f p r e n k e l d e grondverwe, echter ziet men aan de Sprmgpomen e e-
I v k e heldere vlakkenf en het gantfche lyf is gemeenlyk het donkerte. Hier
l l ftaat 00k aan te merken, dat de eene Sprmgkhaan altoos donkerer is dan
de andere, ja zelfs hebbe ik 'er gevonden, die geheel zwart of donker brum
waren. Wameer men, op eene ledige plaats van een Woud, dezenSprmgkton
te na komt, zal hy niet alleen fnel m de hoogte vl.egen ,en zyne fchoon
roode Ondervleugelen laaten zien, maar ook een ratelend - gelaid maaken,
oTereenkomendemetdatvan de Ratelwachts of Klappermans het welk aanleiding
geeft om hem den Kkpferman te noemen; ook heeft het eenige ove^
eenkomft met het kleppen by de Haazen-Jagt op zomm.ge piaatzen gebruikeyk
Hy vliegt, wel is waar, met dit geluid niet zeer hoog , maar t duurc
echter zo lanl , tot dat hy allengskens weder op den grond nedervalt : doch
waar mede di®'lnfea hetzelve m'aakt, of het ten dien emde de Bovenv eugds
a a n het halsfchild , ofaan de Ondervleugelen wryft, kan ik met bepaald yk
zeegen; dan ik hebbe befpeurd, dat hy ook , by warm weer , een diergelyk
g a O T e r d a g f i a a t ; fehoon hy in zyn verblyf niet geftoord worde maar
vrywillig in de hoogte van de eene plaats naar de andere vhege. Voorts llaat
h i e r n o l t e melden, dat het Mannetje alleen dit kleppend geluid maakt; en
dathet buitendien geen ander gezang, naar dat van de Mannetjes der overige
Springkhaanen gelykende , laat hooren; en ik kenne geene andere foort,
welke deze Eigenfchap heeft. De ^^' Sig. vertoont ons dit Mannetje metfij.s.
zyne fchoone uitgebreide Ondervleugelen, die eene hooge vermihoen-roode
koleur hebben, tot aan hunnen hoekrand, die met eene tamelyke breedte m
't zwart - graauwe valt. De Bovenvleugels zyn Oker-brum, en met donk^e
vlakkenbefprenkeld; het lyf is iets donkerer, en meeftal een koleurig. De
Springpooten zyn het helderfte , maar hebben aan de bovenfchenkelen zeer
donkere vlakken; en han langer danne deel is aan 't emde lialf zwart-graauw.
Deze rood gevleugelde Springkhaanen zyn my een langen tyd bekend geweeft,
voor dat ik 'er het Wyfje van ontdekken konde Ik hebbe er ten
dien einde veelen geöpend, in hoop dat ik, door de tegenwoordigheid der
Eieren, het Wy f j e zou kennen, en dus het Mannetje leeren onderfcheiden;
maar ik kon nooit meer vinden dan de Zaadvaatjes, die altoos m t yt der
Mannetjes gevonden worden. Ik kende wel federt lang een Springkhaan,
1i
l ;