B L A D W Y Z E R.
W A T E R - I N S E C T E N. C L A S S E II.
Tab. I. Fertomende "jerfcbeiden Boomzaadeu iff;
II. De grootfle foort van Libellen of IVater- Nimphen .henevens haare
vjonderhaare Foortplaming en andere Eigenfehappen 185
III. Be Worm van de grootße foart van IVater • Nimphen , van V
Ei af, tot aan zyne Verandering
IV. Vervolg van denzelven
V. De kleiner foort van fmallyvige fValer - Nimphen, henevens haaren
hreeden IVorm, en de wyze van deszelfs Verande-
"'Ȁ 203
VI. De hrulne en geele, hreedlyvige JVater - Nimph , henevem haaren
Worm enz.
VH. De platte hreedlyvige IVaternimphen - Worm , henevem zyne
Verandering 210
VIII. De kleine hreedlyvige Waternimphen-Worm, enz.
IX. De fmallyvige Waternimphen-Worm, •melke met drie Roeivederen
voorzien k, henevens deszelfs Verandering 21-»
X.ENXI. De kleine fmallyvige Waternimphen-Worm ^ met de drie hreede
Roeivederen enz. ^^^
xn. Het Haft, of zogenaamde Oeveraas, henevens zyne Verandering
en andere Eigenfehappen ^aS
XIII. De zespootige geele en hruine Water-Worm, met 14 zyde fpitzen.
en een aan 't einde van 't laatfle Lid, henevens zyne
Verandering
235
XIV. De Water-Rups, die zieh in een huisje, van Zandkorreis ver.
vaardigd, omhoudt, of de zogenaamde Pyp - Worm enz. 235,
XV.enXVI. De zespootige Water Rups, welke haare ivooning ten
deele van afgeknaagd gras, en ten deele van fchorsfen en
andere kleine boutfpaantjes maakt
XVII. De grootfle foort van Water - Rupfen, enz.
244.
248
D e
B L A D W Y Z E R .
DE SPRINGKHAANEN EN KREKELS.
Tab. I.
en II. Het zogenaamde Wandelend-Blad
III. Een andere Surinaamfebe Springkhaan
IV. Befchryving der waare huitenlandfehe Springlhaanen
V. Een der grootße Indiaanfche Springkhaanen
VI. Een huitengemeen fehoone Springkhaan.
Een grooter, doch niet volwaffen Springkhaan
Een mg jonge en onvol-aiajfen Springkhaan
VII. Een zeer hyzonder zogenaamd Wandelend- Blad
VIII. De in het gras leevende groote Springkhaan, nevens zyneVoortplanting
en overige Eigenfehappen
IX. Vervolg van denzelven
X. De groote Springkhaan, die zieh op de hoomen 'en in de hoffchen
onthoudt, enz.
XI. Vervolg van denzelven
XII. De Huiskrekel, henevem zyn Oorfpreng en Voartplanting
XIII. De pzlainnatrinieg , Feenldz-. Krekel, henevens deszelfs Oorfpron"Voart-
XIV. De gevleugelde Mol, ef zeer fchadelyke Veldkrekel met Molspooten,
henevens zyne Voortplanting
XV. Vervolg van denzelven
XVI.
tn XVII. Verfcheiden huitenlandfehe Springkhaanen
Een fehoone en hyzonder vreemde Springkhaan, met een dubbelen
Halskam
Eene byzondere foort van Springkhaanen, met een enkelvoudigen,
verheven en zaagvormigen Kam
Een veel kleiner, maar veel hyzonderer Springkhaan
De afheelding van een zeldzaam Schepzel, dat met recht den
naam van Wandelend hlad verdient
XVIU. Afheelding van een fchoonen grooten
geknopt Borflfluk, CT .
Eeee 3
'n,met een rooi
2S1
271
376
281
303
305
'307
309
3 1 3
321
328
331
33«
344
353
357
3^7
3 7 1
3 7 2
373
375
Een