. 27 0 VOORBERICIIT TOT DE B E S CHR Y V ING DER
riji ii Tai-,.! Verwelkt blad. V^an de vleugelen hebbe ik nog te melden, dat dellij!
!; .' voorfteii veel fmaller zyn5 dan de achterilen; 00k zyn de naall eener
¡ ; ; ' d e n voorften rand met eene geele hoofdader voorzien, welke zieh in
:j|!|,|i i " de langte dbor den vleugel uitilrekt; en neveos de grondverwe waarlillpiil'
iehynlyk de oorzaak is , da: nien dit Infeft het Wandeknä Blad
genoemd heeft. De achter- of ondervleugels vertoonen zieh mee-
|j;|i;;|¡ rendeels wit en doorzichtig ; doch aan den voorlten rand hebben
• ze de eigenfle grondverwe. De ftekelipitzen der vangpooten, en
inij.ji de klaaiiwen der overige pooten , hebben , benevens de bhnkende
i:;!!':;: oogen en tedere fprieten, eene bruine koleur. Zie daar nu alles,
;||i wat ik, zo wel uit andere berichten, als iiit de belchoiiwing der
uiterlyke deelen, voor dit maal van dit infecí; weete te zeggen.
^ s.
i;;r||:;| ^In de Ephemiridihus noturct Curinforiim , Cent. III. en JV. Obf.
^ XXXV. pag. 8i. word ook een Infeft aangehaald , "en onder deii
1: : Ty t e l van een zeldzaamen Springkhaan befchreeven. ichoon nu
•Ii " d e aldaar bygevoegde Afbeeldlng juift de belle niet fchyne tewee-
1 ze n , blykt 'er echter, myns oordeels, zo veel uit, dat ik het byi
na voor eenerleie foort met de boven gemeiden moete houden.
' 1 Wa n t het heeft niet alleen een even zo langen hals , of voorlyfj
; i I • maar ook even zulke vang-klaaiuven; waar tegen het Mannetje
•• geen vleugels zou hebben, en alleen het VVyfje daar mede voor-
I: ' zien zyn : doch miflchien heeft men zieh hierin vergift , en het
V i In f e d , dat
nog geen vleugels had , voor her Mannetje genomen.
Het zelve zou zieh in ¿^panje en italie onthoudenj en ten aanzien
der koleiire verfcheiden in foort zyn, dewyl men groenen, geelen
I en afchgraauwen vindt. Ook wordt 'er by gezegd, dat het zieh
:, met andere Infeften voedt, een neft maakt , en Eieren legt. De
! Türken hoiiden dit Infeft , dat ook in Afrika gevonden wordt
voor heilig; nademaal hiin hetzelve , wanneer zy 't vinden, vol!
gens hunne bygeloovigheid , met zyne armen aantoont, waar htm
MeM'a gelegen is; ook zou het den vraagenden Rinderen den rechten
weg wyzen. In hoe verre dit bericht met de waarheid overeenftemme,
zal ik daar laaten; ondertuflchen is de Afbeelding,
'i di¿