S ' i B E S C I I R Y V I N G DER
Tm. X. Worm, of eene Wesp, dan eene i^pin.in ontmoeten zal. Doch de Ga'-ap.--
pels der liikeboomen zyn de eenigfte gewaffen niet, welker oorfprong aan de
liiCeaen toe te ichryven is; men viiidt 'er meer, die aaii verfcheiden Planten
groeien, zo wel in koleur als gedaante verfehillen, en ook nog andere
Eigenlchappen liebben. Zomniigen zien 'er iiit als bloeraen, en anderen zyn
den vruchten zo gelyk, dat men zicii niet ontzien hebbe, dezelven te eeten.
De Heer DE REAUMUR fehryft in zyne Memorien {Tom III. Mcm. XII.
pzg. 41 ö. ) dat men te Conflantinopelen eene foort van Gai - appels verkoopc,
die aan de Saly waffen; en dat hy 'er zelf geproefd heeft , welken aan dS'
Hedera terreßris ( Aardveil of Hondsdraf) veeivuldig gevonden worden , die
fpeceryachtig van fmaak waren. Doch alle deze Gewaflen worden Gallen
genoemd, en dewyl een groot dee! derzelven door eene foort van Wipper-
Wespen veroorzaakt wordt, zo lu'bbe ik dezelven , gelyk in 't Foarhericbt
dezer ClalTe gezegd is , Gal - We spe n genoemd ; en tlians, zullen wy 'ej:
eene foort van befchryven.
De Wllgeboom is, onder alle GewaiTen, waar op de Inre6len gewoon zyß:
zieh te onthouden, gewis mede een derzelven, waar op zulk eene menigte
van Infedlen haar voedzel zoekt, dat misfchien nog het grootile deel daar-
Van verborgen zal blyven; nademaal onze oogen dezelven , ten deele, nieczo.
haafl: ontdekken, als z y , van wegens hunne kleinheid, ons gezichc weder
FiS'^' ontwyken. Hec Infe6l dat de Fig, onzer Tab. vertoont, is ook
wel tamelyk klein, maar Jaat zieh echter door 't bloote oog erkennen. Metzelve
onthoudt zieh gemeenlyk op den zogenaamden Brenk-VVilg, welke
veel donkerer bladeren en fchorfe heeft, dan de Teen-Wilg; en verkieil
meefta! de ziilken , die aan de Oevers van 't Water , of op vochtige gronden
ftaan; ilrydig met het voorgeeven van den Heer FRISCH; die op verfcheiden
piaatzen in zyn Werk beweert, dat de InreO:en byzonderlyk door 't gebrek
aan Sap op de Gewafien gelokt worden. Een denkbeeld , dat ik geenzins
kan toe'ilemmen, vermits my de ondervinding, zo in dit, als in andere
gevallen, het tegendeel geleerd heeft. Op de bladeren van dezen Wüg vinde
men alle jaaren , des Zomers, hier en daar, verheven wratten en builen,*-
d i e , dewyl ze zo wel de onderile als de bovenfle vlakte van 't blad opwerpen,
zeer ligtlvk in 't oog vallen ; en wel te rneer dewyl 'er menigmaal.
twee, drie of meer teffens op ¿en blad gezien worden. Met den aanvang
zyn deze bu'len llegts kkin, en het daarin verborgen zittende Infefl; is ook,
wanneer men ze zo vroeg opent, om deszelfs kleinheid, voor onze oogen
ön?.ichcbaar. Maar gelyk hetzelve van tyd tot tyd in grootte toeneemt, ?,o
wordc o^ak zyn verblyf allengskens grooter; en daar het in 't begin groen was,
werde
I-IOMMELEN EN WESPEN. Tab-. K. 5 1 3
wordt het naderhand geeler, ja nog 'eer de Zomer voorby is, krygt het^eene TA15. X.-
fchoone donker - r o o d e , blinkende koleur; en elsdan is het daarin zictende
I n f t i l ook meeftal volwaiTen. Deze buiien zyn nu grooter, dan kleiner , en
onze I ^'"Fig. vertoont "er een byLerter a., die al tamelyk groot is ;en in dier- ^^^^
gc'lyken hebbe ikmenigmaal twee Bafterd-Rupfen gevonden. Doch een kleiner,
ZG als ze doorgaans zyn, en waarin maar ééneKailerd-Rups woont, ziec mtn
by Leuer b. Men heeft hier omtrenc wel aan te merken, dat deze builen ¿f/i. l>-
zo wel de onderfbe als de bovenfle vlakte van't Wilgtblad uitzetten; en,
•als 'er eeiiige builen gevonden worden, die ilechts op de céne zyde van 't
blad ziiten, hoedanig een wy ilraks zullen zien, is het een teken, dat 'er
eene andere foort van diergelyke Infeöen in huisvelt. lets byzonders is 't,
dat men van de tegenwoordige foort van builen geen één eenige op de middelile
ribbe, of de hoofdäder van 't blad, maar akoos aan eene der zyden
van dezelve vindt. Doch laat ons nu verder nagaan,op hoedanig,eene wyze
deze builen ontilaan, en hoe het Inferì: daar in kerne.
De kleine We sp, in de Fig. afgebeeld, wordt, nevens anderen haars
gelyken, gcbooren uit eene Pop, die deo gantfchen Winter door in de Aarde
verborgen heeft gelegen; ze komt 'ei- in.' t Voorjaar uit te voorfchyn; wanneer
haare eerfle bezigheid is het zoeken van eene Gade om daar mede tepaa
ren. En als deze paariiig gefchied zy, tracht het Wy f j e zieh van zyne
liieren te ontlaflen; ttr piaatze, daar de jongen hun behoorlyk cn noodig -
voedzel können vinden; deze zyn dan de jonge uitfpruitzels en nog tedere
blaadjes van den Break-Wilg. Wanneer het Wyfje die gevonden heeft,
.weet het dezelven, met behulp van een , daartoe byzonder gefchikten, Anf
g e l , zo behendig aan de eene zyde te openen, en de Eieren enkelvoudig tus»
fchen de beide huidjes aan den rand van 't blad in te leggen, dat het Ei
juiil in deszelfs merg kome te liggen;en dat 'er geene kwetzing aan 'E bladte
zien zy. Deze Eieren hebben eene langkwerpig-ronde gedaanie, zyn groen
van koleur, en daar benevens, als ligtlyk na te gaan is, zo klein, dat ze naauwlyks
zigtbaar, en veel eer in 't lyf van de Wyfjes- Wesp, dan in de blade-
..rcn te ontdekken zyn. Zo dra het blad gewond is, vloeit het fap in eene
groote hoeveelheid derwaarts;uit welken hoofde dan ook de wonde ten eerilen
, weder gei lootenwordr;en dewyl bovendien het Ei zelve het fap tot zieh fchynt
t e t r e k k e n , i s 't niet te verwonderen, dat het zelve geduurig meer en meer der.
waaris gedreeven worde; inzonderheid wanneer het Infefl, dat in 't Ei verborgen
zit, in groei toenee-mt, en zyne rechte gedaante verkrygt; waar toe
hec niet meer dan 8 dagen noodig heeft: want binnen dien tyd komt de Worm, .
of ßafterd-Rups, tot. rypheid. Maar dewyl deze Bafterd-Kups nooit mt
'X t £ 3 haar ;
.I'M;,
i f i t
i .
• i Ì
i ' !
. i •
.ill^ I ' ••.. .'
:ir. -' 1
iE
ij;:
Iii»