K R E K E L S DEZER LANDEN. Tab. XXX. 4 J r
LOCUSTA..
boogen deel; liet welk hier echter niet zo zeer blaasaclitig, als wel fiiuiu'or- jis.
niig is; ook vertoont het zieh minder doorfchynende, dan aan den grooter XXX.
Laniaarndraager, en anders van koleur. Voorts heeft hy,nevens ieder oog,
mede twee andere ronde knopjes, gelyk de voorigen ; en de vier Vleugels
lyn insgelyks ondoorzichtig,, zonder evenwel met Vederdof, als die der
Vlinders, beftrooid te zyn. Aan de Ondervlalue van den Kop is hy ook met
een langen Ziiig-Angel voorzien, die tulTchen de zcs Poocen tegen het lyf
ajn ligt, en de eigenile gedaante heeft als de Angel der Cicaden. Alhoswel
ik niet volftrekt könne beweeren., d_at het Snuitvormige en aan den Kop zittende
deel van dezen Lantaarndraäger-, even als dat der anderen,des nachts
lichte, is 't nochtans even zo waarfchynlyk, als dat hy, gelyk andere Cicaden,
uit eenen Worm zyn corfprong hebbe. Dezelve is wyders zo uitneemendfchoon,
dat zyne gedaante wel eene naaiiwkeuriger befchouwing ver.
diene.
De I®' Flg. dezer Tab- XXX. vertoont ons denzelven met uitgebreide ^^
Vleugelen, in diervoege , dat we daar door de gantfche bovenvlakte voor
oogen hebben. Zyn fmalle Snuitvormig deel heeft byna de lengte van het
overige geheele lyf; het is meer vierkant dan rond, en daarenboven zo byzonder
opwaarts gekromd , dat het twee niet zeer mcrkelyke hoeken uitmaake,
en daar ter piaatze fchyne gebroken te weezen. Het heeft verder
eene blinkende roodachtig geel-bruine koleiir; en aan deszelfs zyden hebbe ik j .
by een van de drie, welken de Heer BEURER bezit, veele kleine fchimmelachige
pnnten ontdekt; gelyk in de Fig. te zien is. Aan het breede en „
dikke einde van dit Snuitvormig deel zitten de beide rond - nitpuilende Oo- ' ' "
gen; en onder ieder, een klein gelykvormig donker knopje; tulTchen dit en
't weezenljk Oog een derde knopje , dat wederom kleiner uitvalt, en nader - ;
by't Oog zit;het welk,uit hoofde van zyne kleinheid, in deze geflalte niet
duidlyk genoeg verbeeld heeft können worden, Het Borfliluk, of Voorlyf
heeft , op zyne bovenvlakte , welke in de Fig. vertoond wordt, eene
blinkende, rood-bruine kolenr, benevens eenlge zwart-bruine vlakken; en
aan hetzelve hebben, zo wel de vier fraaie Vleugels, als de zes Pooten , hnn»-
ne inleding. De grondverwe der beide Boven-vleiigelen is fchoon groen, en
dezelven zyn tevens met veele heldere, zo wel overdwars, als in de lengte
iiitloopende, linien doortoogen. In den groenen grond ziet man verfcheiden
Oranje-geele vlakken, van verfchillende grootte en gedaante. Van de inle»-
ding des Vleugels af, tot omtrent derzelver midden , zyn ze op 't grootile,
en hebben in de Fig. eene helder geele bezooming; ook is de grondverwe
aldaar donkerer, en die donkerer kokur loopt zelfs tot over het
mid-
H e a : -
t S - r -