5 5 2 B E S C H R Y V I N G die
Tiu.
TAC.
F'g.
III. íle Lid met een wrattenvormig uitíleekzel voorzien, het welk van buiten mee
F¡s. I
leu.
veele hairen bezet is, en dat hetzelve naar believen intrekken en uitfteeken
kan : wat laager ziet men nog een ander rond deel, dat insgeiyks met hairen
bewaffen is; en onder dit is eerft de opening, waar door de Eieren, in de
paaring met het Mannetje, bevrucht worden. Als deze paaring gefchiedt,
zit het Wyl j e altoos op het Mannetje; zo dat ze hierin iets gemeens hebbert
met de fpringkhaanen en Krekels, welken op eene gelyke wyze paaren; en
o p die manier blyven de V loon, gelyk ik ondervonden hebbe, menigmaal een
nur lang vereenigd. In de 14'!= l'ig. van Tab. IV. hebbe ik deze paaring
a f g e b e e l d ; waarby ik zo duidelyk , als my immers mogelyk was, gepoogd
hebbe aan te toonen, hoe het, onder 't Wyf j e zittende, Mannetje het eerft.
g e m e i d e , met zyne Nyptang, weet vaft te houden , by het opgemelde ronde
onder 't wrattenvormig uiifteekzel zittende deel. Om verder 00k de
Teeldeelen van 't Mannetje, welken ter voortplantinge zyner foorte dienen,
te beter te doen kennen, zo hebbe ik in de ifi''« Ftg. der gemeide Tab. desz
e l f s laatfte Lid nog vry meer vergroot afgebeeld ; om daar in by Letter u. hec
eigenlyk Teellid te ontdekken, Wel is waar, dat dit alhier 'er geheel anders
u i t z i e t , dan't geen de Heer VAN LEEUWENHOEK vertoont, in zynen bo.
venaangehaalden Brief; maar wy hebben 00k beiden deze deelen by eene tweeerleie
gelegenheid befchouwd, 't welk deze verfcheidenheid veroorzaakt. Hy
had veel moeite aangewend, eer hy een paar Vloon, geduurende de paaring,
e e r l l het Wyf j e en vervolgens het Mannetje, het achterile affnyden konde;
en toen nog raakten zy van elkander afgezonderd, hoe gaerne hy ze 00k
vereenigd gehouden hadde : of nu deze tedere deelen door dit affnyden
geen fchade geleeden hebben, zal ik niet onderzoeken. Ik voor my hebbe
dit Lid befchouwd aan eene leevende Vloo , welke ik tuflchen twee holle
glaasjes, tot een fchuifje van een Hand-Mikroskoop behoorende, beflooten
had. Wanneer ik het zelve daar op door 't Vergrootglas naauwkeurig bef
c h o u w d e , befpeurde ik, dat ze die deel aan 't Achterlyf nu uitftak , dan
intoog , en my hetzelve nu meer dan minder liec zien ; na dat ik zulks
eens gezien had , befchouwde ik hetzelve zo menigmaal , dat ik eindelyk
oordeelde genoegzaam overtuigd te zyn , dat myne Afbeelding volmaakt
Í. t. goed was. Door de Letter i. worden in deze Fig. twee naby elkander ftaand
e , tedere, kolfachtige deelen aangeweezen, welken aan 't einde met eenige
f y n e hairtjes bezet zyn; en die, gelyk het Teellid, eene bleeke doorzichtige
koleur hebben: waar by nog aan te merken ilaat, dat men ze al dikw
e r f befchouwen moet , om zieh te verzekeren , dat ze niet een geheel
z y n , maar twee deelen uitmaaken. De bladvormige Nyptang is by Letter
I. te zien; dezelve is rood-bruin, en aan haare beide buiten randen
met naar achteren geboogen hairen bezet. TuiTchen deze beide bladen
der Nyptange zit hec Teellid van vooren zodanig geboogen , dat deszelfs
'.w. voorlle fpits naaiiwlyks te erkennen z y ; waaromik dezelve by Let ter w, afzonderlyk
MXJS CARUM ATQUE CUUCUM T«b. IV.
f i
Ii;
III