ipl.
is^lii-i
7 E i :
• 3S8 B-ESCHRYVINGDERSPRINGKIIAANENEK
' S ' ve ^ e e g e n Vleugelen, nog verfchillende in koleuren bevondei, Dt
n o e m d s i « Z , , b e t r e f t ; dezelvenverioonenons ' ' voo:.
Een im gmterßacb zoäanlge Springkhaanen, mlkr If'yfjes
geeiie Legpjp beUcn.
5. S.
5- is i n t f f r ^ ' de vooHge foort gezegd hebben
kan hy ze vmden ter piaatze, daar de voorige zieh onthoudc en de'
"ee duidelvk rfzifn w?' " ' T «'^hepzeltjes met
Jim
K R E K E L S DEZEH L A N D E N . Tai. XX. 3%
TAU. XX.
i m anders klmißort van Springkhaanen, welker fTyfjes eint
Legpyp hebten.
§. 5.
üewyl het niet te vermoeden is, dat deze Schepzekjes met^ eene eergierigheidofrana
zucht behebt zyn; zo zal ik hunne gramfchap niet behoeven te
dachten, om dat ik ze hier geplaatft hebbe, en niet by de twee grooter foorten
van Tab. VIH., X. en XI . ; by welken zy eigenlyk zouden behooren.om
dat deze Wy^e s , even als die, met eene Legpyp voorzien zyn.
% 7-
De tegenwoordige foort kan niet zo ligt gevonden worden op de Akkers en
Weiden, als wel op de met gras bewaffen piaatzen, die men in de Boschen
en op befchaduwde Heiden ziet. Dewyl het nu met haaren oorfprong, vervelling
en andere eigenfchappen even zo gelegen is, als met die van lab.
V l i l 7 X. en XI. , zou het overbodig zyn zulks hier te herhaalen; en derhalve
zal ik haare befchry v i n g , gelyk die der voorigen, met de geftalte en grootte
voor de laatfte vervelling beginnen. Deze foort verfchilt wel in koleur.maar
is in maakzel en grootte altoos eenerlei; en men kan z e , behalve aan de Legpyp
der Wy f j e s , van de andere foort onderfcheiden, zo wel door haare lange
en dünne Springpooten, als door de hair-dunne en lange Sprieten.
§. 8.
De 8"= Fig. brengt ons voor 't oog de gedaante, welke deze foort h e e f t ,wan- Heneerze
nog geen Vleugels, maar alleen Vleugelfcheeden bezit, en dewyl
ze van achteren Oechts twee fpitzen , doch geeri Legpyp heeft, zo is deze
voor een iMannetje te houden; wiens Af beelding ik naar eene bruine loort
gemaakt hebbe, in welke koleur dit Infea 00k hier verfchynt. De volgende
Ftg. is die van een Wyfje van gelyken ouderdom , waar aan men Fig, s.
de L egpyp met den eerften opüag kan ontdekken. Hetzelve is meeilal groen,
doch op de bovenvlakte bruin ; en de Vleugelfcheeden, die zieh aan t
Maniietje eenigzins rond verwulfd vertoonen , zyn hier in tegendeel lang- ,
werpiger en gladder.. Na de laatfte verandexing van huid is 'er tuffchen deze
i!ile Di l l 2de Sai . D d d e»