284 VOORBERICHT tot DE BESCHRYVING DER
er , laaton toevouwen, können ze ligtlyk onder de bovenvieugelen
overvioedige plaats vinden. Hunne grondvervve is 00k wel bleek
okergee! ; doch man ziet deze koleiir in 'c niidden der vleugelen op
zyn duidelykfte, alwaar ze zo veel als een dwarsilreep uitinaakt; vervolgens
wordt ze, naar het lid toe, door eene fchoone blaauwachtiggroene
koleur, waar mede een tamelyk gedeelte des vleugels vercierd
i s , verdonkerd; doordien deze beide koleuren aldaar in elkanderverfmelten.
De buitenfte rand is bruin ; maar wordt allengskens helderer
, en is daarenboven met nog donkerer vlakken van die eigenfte
koleur befprenkeld , welken veelal de gedaante hebben van bladertjes,
wier fbeel de door den vlcugel getoogen äderen fchynen te zyn.
]Je middelfte geele grond is met groene en langkwerpig-vierkante
vlakjes overdwars bezet, hoedanig^ vlakjes ook in 't groene deel gezien
worden.
§• 27.
De Kop, wanneer wy de grootte iiitzonderen , is voor 't overige
niet anders gefteld, dan de kop der Springkhaanen van onze gewesten
: want aile zyne deelen , en inzonderheid het werktuig des gebits,
komen met de deelen der onzen volmaakt overeen. Degrondverwe
van dezen kop heeft eene roodachtig-bruine koleur ; de bek
is iets donkerer; de oogen zyn blinkend rood-bruin, en de iprieten
okergeel; boven dien heeft dezelve van vooren eene helder-rooda
vlak. De hais draagt van boven eene verdeelde fcherpoploopende
verhooging, bykans overeenkomende met een haanekam : van deze
verhooging af loopen 'er aan de zyden eenige verdiepingennaarbeneden,
en dezen maaken, dat de hais 'er uitziet, als of hy geplooid of
gevouwen wäre. Deszelfs koleur is byna oranje - g e e l , en hier en
daar zyn 'er veele ingedrukte punten opdenzelventebefpeuren. Achter
dezen hais vertoont zieh een breed en toegefpitft Rugge-fchild;
dat, dewyl het ook ter wederzyde fmaller word , niet kwaaiyk naar
eene Monnikskap gelykt,- ook heeft het by zyne oker-bruine grondverwe
nog grooter en dieper ingedrukte punten, dan de hais. Op
deze Kap volgt het laatfte deel van 't voorlyf; dat, ten aanzienzyner
koleure, een zwartachtig-groenen glans heeft, waaraan de vier vleu-
S P R I N G K H A A N E N EN K R E K E L S . 285
gels hunne inleding hebben. Het daarop volgende roode achter- Tas. v.
lyf is in negen of tien ringen of leden verdeeld ; en by leder af.
deeling ziet men een breeden zwarten ilreep , als of dezelve met
een zwarten band bezoomd wäre. Het achterfte of laatfle lid is
met eenige gekromde fpitzen voorzien ; wier koleur donkerer is,
dan de roodachtige grondverwe der overige leden van dit achterlyf.
§. 28.
De Fig. dezer VJe Tab. vertoont ons de geftalte des Springk Fig. 5.
haans, zo als hy zit, met geflooten vleugelen; en dewyl dezelve
te gelyk de pooten duidelyk laat zien, zullen wy ze , uit hoofde
van hunne geftalte en koleur , nog wat byzonderer nagaan. Het
eerile paar heeft zyne inleding onder den hals , en het tweede
daarop volgende aan het borstftuk , dat hier Oranjeverwig is.
Z y hebben wel gezamenlyk eene fchoone , heldere , koraal-roode
koleur ; maar nochtans valt het achterfte paar, wegens deszelfs
byzondere cieraaden, meeft in 'c oog, Men ziet naamlyk, op de
buitenfte vlakte der bovenfchenkelen dezer achterpooten , fchoone
helder-geele vlakken, welken, als de bladeren , twee aan twee ,
in eene goede orde ilaan , en allengskens, naar gerade dat de
fchenkel fmaller worde, in grootte verminderen, tot dat ze eindel
y k , omtrent het knie - lid , geheel te niet gaan. By dit lid zyn de
fchenkels kogelvormig dik, en ze hebben aldaar eene zwarte bezooming
of omtrek. I let daarop volgende deel dezer fpringpooten is
even zo lang als het voorige, maar teffens veel dunner, en overal
byna van gelyke dikte. Deszelfs achtervlakte is met twee reien
fcherpe fpitzen bezet, gelyk 'er ook zodanigen aan onze Springkhaanen
en Krekels gezien worden. Deze fpitzen fchynen van geen
anderen dienft te zyn, dan dat ze, met behulp van dezelven, andere
Schepzelen, of wat hun vyandlyk voorkomt, verdryven en
afweeren: want men behoeft een leevenden Springkhaanflechts van
achteren zagtjes aan te raaken, en men zal terftond zien, hoe ras
hy deze pooten beweege. Aan 't einde van dit lid zitten van
vooren nog eenige zodanige fteekel - fpitzen , die iets langer zyn;
en daarop volgt de eigenlyke voet, welke uit drie körte leden be-
O o ftaat;