4 6 6 V O p 11 B E Px I C II T
Clasfen verdeeld mögen worden. Tot de eerfle Clasfe behooren die
genen, \ml\Ki\ gezellig keven; tot de tweede de Blad-fTespen en
tot ás is mpper-ffespen.
S - 5 .
meerendeels kolfachtig, en hoekig gebroken: doch onder dezen zyn nos enkrii.
foonen , wdker Sprietjes iiiet alleen langer, maar ook Diet hoekig gebroken
Aan de ßyiin is de Kop bykans even zo lang als het Borlirtuk; waar tesen
dat aan de Hommden veel korter is. De geftalce en 'I getal der Pootdeelen
en dcraelver Leden is, by de Hommelen en Byen, omcrenc even eens. Beide de
geQachtep hebben, aan c voorüe deel des voets, C't welk zornmige Sclirvve«
het voetblaa noemen,) 5 Leden; waarvan de vier voorden zeer Mein zvn'
maar het yyfde, dat met het zogenaamde Scheenbeen te zamen hangt, is in!
zonderheid aan de Horamelen, ongelyk grooter , breeder, en hairiger, dan de
gemeide 4 yoorften. Oin die reden hebben eenige Schryvers dit LPd niet meer
voor een Lid, tot het voorfte Voetdeel behoorendc, gehouden ; maar aan het.
zelve heyer den naam van 't Acbler-ßbcenbeen gegeeven; en derhalve den Horn,
melen, Byen en Wespen, by welke laatften het wel niet zo merkelyk dik
maar veel langer dan de overige 4 voorfle Voetdeelen is , fleehts vier" deelen'
aan het yoetolad der voorile Voet-leden toegeeigend. Voor "t overige is het
voorfte altoos met twee klaauwen, ter vafthoudinge dienftig, voorzlen.
A IFinrOOn.Jii , Aangaande d4ea gefleltenis dJ er VXTll eugelTe n a_ a_n dt e Hr1 omme l. e°n »' e n B_ y .e. n : dezelve
verfchilt aan beide de foorten niet veel van elkander ; doch uit de fchikkine
en t getal der äderen, en ribben in de vleugelen van ieder geflacht en ftort'
kan men naauwkeurjg genoeg bepaalen, tot welk een geflacht, en tot welk een»
f o o r t , lederHommel, of Bye behoore , dan niet. En 't gene ik hier van de
gefteltenis en de Kectekens der Vlengelen van Byen en Hommelen eemeld heb.
b e , kan ook van de Vleugelen der Horfel - Vliegen - We s p e n , der lloutwespea,
derSluipwespeo, en der overige Wespen, die in deze befchryving voorkomen
gezegd worden. Want de fchikking en 't getal der äderen in haare Vleuoelen'
kan by dezelven insgelyks tot een Kenteken dienen , om ieder foort tot haar'
behoorlyk geflacht te brengen. Voorts zyn by alle deze Infeflen , naamlvk bv
de Hommelen, Byen en Wespen, de Ondervleugels altoos kleiner, dan de Bo.
venvleugcls. En aan de Hommelen cn Byen zyn ze gemeenlyk niet veel laniier
dan t Achterlyf, waarop zommigen dezelven vlak nederliggende draagen '
De Eieren der Hommelen en Byen ziet men meerendeels helder van koleur'
en ze hebben, inzouderheid de Eieren der Byen, eene langkwerpi.'e ronde eeftalte,
die aan 't eene einde fpitzer dan aan 't ander is. Wanneer men dezelven
door een Vergrootglas befchouwr, ontdekt men, dat ze by alle foorten niet
geheel glad, maar by zommigen met fchubben , of netvormige overirekzels
voorzien zyc. " '
De jonge Wormen of Maden, welken daaruit voortkomen , hebben met de
meefte Wormen der Wespen van de eerfte Clasfe, C welken haare iongen zelf
v o e d e n , ; dit gemeen; dat ze helder, en witachtig van koleur zyn, die echter
by de meeften cenigszins in 't geele valt ; en dat ze geen Pooten , maar aan
den Kop twee kleine zwarte Oogen hebben. Schoon cu de Wormen van verfchci.
TOT DE HOMMELEN EN WESPEN.
S- 5-
4S7
De rr^spea der Clasfe hebben dit met de Hommelen gemeen,
dat ze N eilen maaken, die van binnen vol Gellen of Huisies
zyn; uit Maden of Wormen zonder pooten voortltomen; en een
verborgen Verweer-Angel hebben; waarvan zy zieh, gelyk de Hommelen
en Byen, op zyn tyd zeer wel weeten te bedienen: ook ftaan
ze elliander zo getrouw by, dat een voor allen, en allen voor een
zieh te weerftellen. Doch ze zyn weder daarin van de Hommelen
onderfcheiden, dat ze een bruin, met zwavelgeel vercierd, en
fmallerlyf hebben alsmede, ten opzichte van de grootte, verfcheifcheiden
Wipper- en Sluipwespen ook geene Pooten hebben; zo heeft 'er nochtans
dit onderfcheid plaats, dat de Kop van diergelyke Sluipwespen-Maden doorgaaiis
fpitzer, en van eene andere gelleltenis is, dan aan de Maden der Hommelen
en Byen, en die der Wespen, welken haare jongen zelf voeden. Ooder
de foorten van Hommelen en Wespen hebben de Honigbyen wel den fnelilen
wasdom; want zy hebben, van 't Ei af, tot aan haaren gevleugelden toeftand,
niet meer dan drie weeken noodig: en het Wyfje der Honigbyen is , zo niet
onder alle Infeften, de vruchtbaarfte , ten minlle eene zeer vruchtbaare Moeder,
en verdient met recht de Koningin der Byiin genoemd te worden. Voor
't overige hebben de Hommelen, Bven en Wespen , welken Cellenvormige
Nefl:en maaken, nog dit met elkander gemeen, dat derzelver Wormen in de
eigenlleCellen, waarin ze gebooren en gevoed worden, in Poppen veränderen»
na dat ze die te vooren wel geflooten hebben.
KLEEMANS.
• Het AchUrl-jf dezer Horfelachtige Wespen ftaat, by de meefte foort, veel vorder
van 't Voorlyf of het Borftftuk afgezonderd, dan by de Hommelen en Byen ;
en is meerendeels, door een klein, dun fteelvormig lid, aan 't Borftftuk vaft gehecht.
Voor 't overige is het veel ronder verwulfd, en loopt van achteren fpitzer
toe, dan aan de Hommelen en Byän. De Sprülen zyn in tegendeel by zommigen
kolfachtiger en hoekig gebroken; doch by anderen niet; en men vindt ze
meeftal van eene middelmaatige lengte. In 't getal der Voet - leden komenze met de
Hommelen en Bven, mitsgaders met de Houtwespen , Bladwespen en Sluipwespen
overeen. Alleenlyk zyn ze aan deze Horfelachtige Wespen, en aan de Horfels
zelven, eenigzins dikker of grover, dan aan de overige foorten der Wespen
dezer Verzamelinge. Haare Bovenvleugels zyn doorgaans een weinig langer, dan
aan de Hommelen en Byen; en reiken by de meeften nog iets over 't achterlyf
heen; doch in 't getal cn de fchikking der Vleugel - äderen zyn ze meerendeels
gelykvormig. Haare Eieren vindt men gemeenlyk langwerpig rond, en van eensgeelaclitige,
. io'f ook wel' van eene andere koleur.
K l e e M A HN.