»
5 5 «
1, i
B E S C H R Y V I N G DE
worden allengskens en ongeraerkt één voor éón iets langer, gelyk ook de vier
verdere Laden , die, naar maate dat ze in dikte afneemen, ook langer worden
; waar door het laatfte omtrent | van een duim lang, maar ook teffens
het fmalile en dunfte is. Alle deze leden of ringen hebben, op de bovenv
l a k t e , eene bruine grondverwe, die ter zyden, en van onderen, in eene
bleeke te niet loopc. In dezen , ten deele helderen, en ten deele donkeren,
g r o n d , is de Made met veele bruine en zwarte ftreepen, in de lengte", doort
o o g e n ; en wtl in diervoege, dac dezelven, op ieder lid , niet alleen van
elkander afgezonderd en onderfcheiden gezien worden, maar ook daarop het
donkerile en groflle zyn. Irlet laatfte, langlle en dunite lid vertoont ons iets
byzonders. Aan't einde van hetzelve beipeurt men veele, om een puntje
rondilaande, tederà hairtjes, die byna even lang zyn; en welken de Made
naar achteren zodanig te zamen kan leggen, dat ze genoegzaam eene foort
van Trechter uitmaaken ; en op andere tyden weet zy dezelven zo verre uit
e'lkander te fpreiden, dat ze ilraalswyze om hun iniddelpunt flaan. Wanneer
men deze hairtjes door een Vergrootglas befchouwt, kan men duidelyk bef
p e u r e n , dat ze wederom met andere nog kleiner hairtjes bezet zyn ; het welk
i k , indien de tyd en plaats my zulks toegelaaten hadden, by vergrooting onder
't oog gebragt zou hebben. In 't midden tuffchen deze hairijes is eene
o p e n i n g , waardoor de Made ademfchept; ten welken einde zy dezelven op
de bovenvlakte van 't water ilervormig uitbreidt; dit gedaan hebbende kan ze
' e r lynrecht nederwaarts aan blyven hangen, zonder gevaar te loopen van 'c
indringen van 't water in die opening ;en wanneer ze vervolgens naar de diept
e wil gaan, fluit ze met die hairtjes de opening weder toe : doch ze blyft
niet lang onder water, maar komt wel dra weder opwaarts, om nieuwe lucht
t e fcheppen. In 't zwemmen is deze Made zeer langkzaam; zy blyft altoos
kort by de oppervlakte van 't water; en als 2e verder weezen wil, trekt ze
haare leden eeril dermaate te zamen, dat ze naauwlyks de helft haarer lengte
behoude; daar op buigt ze het lyf nederwaarts, en dringt zieh voorts zo fnel
uit elkander als haar mogelyk is; door dit middel fchuift ze voort; doch ze
komt 'er pas een duim verder door, dan ze geweeft is; en na dat ze zulks
eenige reizen gedaan heeft, ruft ze weder een tydiang uit. Wanneer men
deze Maden in 't water aanraakt, blyven ze onbeweegelyk.
§• 3-
Dewyl ik nu zeer begeerig was om te weeten, of deze Maden ook der
veranderinge onderworpen waren , z o pafte ik naauwkeurig op hun onderhoud.
I k gaf ze Meel en Wittebrood, en zy wiften die beiden , zo wel op de bov
e n v l a k t e , als onder het water, op te zoeken. Dan als ze daar aan gebrek
hebben, dient haar ook allerhande in 't water dryvende vuiligheid tot voedz
e l .
r '
V L I E G E N EN MUGGEiV. Tai. V.
5 5 7
p l . De drek, dien deze Maden loozen, bljft meeftal gelyk een fnoer aan Tab. V.
haar hangen; bcftaande uit deelen van een haben duim lang, die met elkander
menigmaal eenerleie lengte hebben als het lyf. Wanneer nu eindelyk
de tyd nadert dat zulk eene Made veranderen zal, blyft ze wel by de oppervlalite
des waters maar ze nadert echter raeer en meer den oever, alwaar ze
e.ndelyk gantfch ftyf en onbeweegelyk liggen blyft. Ik was in 't begin van gep
Z . ' , ? ' fi , ' ' ' ^Z' '™' ve r a n d e r i n g , gelyk andere Infeflen, e L
I Oppen, geftalte zouden aanneemen, van eene geheel andere gedaante, dan
d.e «jlke de Maden te vooren hadden .• maar gemerkt ,k dezelven altoos in
elkander gekrompen, ftyf en onbeweegelyk vond liggen , z o ftelde ik voor vaft,
dat ze dood en bedorven waren ; en dat ik dit Infeft niet tot de veranderini
kon brengen; het welk my zo ongeduldig maakte, dat ik alle myne in een gekrompen
Maden, als onnut, weg vvierp. Doch in 't volgende jaar eene
Wandel,ng doende , zag ik deze Infeaen weder ; en ik kreef op nieu^ luft.
om er de proef van te neemen. Derhalve verzamelde ik een ruim aantal van
de grootlten, nam ze mede naar huis; en befloot te gelyk, om er met meer
geduld en zorge op te letten. 6 J . om er met meer
§• 4.
Dienvolgende was ik voor ditmaal voorzichtiger, en ook teffens gelukki^er •
want toen myne Maden wederom, gelyk de eerften, te zamen gekrompen
z y n d e , op het water dreeven, befloot ik dezelven nog een tydiang te bewaar
e n , om te zien wat er van worden zou. ik bedekte dan het glas, op dac
er geen ander Infeil mkomen, zyne Eieren in leggen, en my dus gelegenheid
tot dwaahng geeven mogte; ik befchouwde myne Maden ook dageivks
met veel naauwkeungheid; en toen hadden zy de gedaante van de a « L «.
^ a verloop van of , 4 dagen zag ik eene byzondere Vlieg in dat glas. Dk
deed my terftond beflu.ten, eene andere myner te zamen gekrompen Maden
e openen, om overtu.gd te worden, of'er zodanig eene Vl ieg in verborgen
l a g ; en her gezicht verzekerde my, dat het werklyk alzo wäre, ik v S e
, T «n geelachtig wit van koleur, in het breedfte en
dikfte deel der Made, m de gedaante eener Poppe, liggen; ter^vyl het o erige
van den Maden-balg, zo van achteren, als v a i vooren, gantfch ledig wasf
5. 5-
^ ^ - n vervo,gens „a gedaane o f e " ^ ^