B E S C II R Y V I N G
TAJ. VII. buitenrte bedekking niet opent; doch anderen boinven lietzelce vry en onea
zondei- bedekzel ; en zo doe: deze foort van Wespen in Tab. Vli. äfge-
Zulke Neften, als deze foort maakt, hebbe ik, des Zomers, op verfcheiden
piaatzen gevonden. Zomtyds ontdekte ik dezelven onder het Afdakie
eener Tuinfchutiingejalwaar zy met hiinne Gellen loodrecht nederwaarts hingen;
op andere tyden zag ik ze aan ftyve Grasüengels hangen; en dan was
de liggmg hunner Gellen horizontaal. Doch hoe dikwerf ik ook zodanig een
Neft aantrofFe, ik befpenrde altóos in'hetzelve niet alleen Eieren, maar ooli
Wormen van onderfcheiden grootte en ouderdom; mitsgaders zo wel tydige
als ontydige Poppen. Ook zag ik meeft altyd ééne, en zomwylen wel twee
ofdrie oude Wespen, Over en om het iN'eft krnipen; welker plaats, wanneer
zy eens wegvloogen, terftond weder door anderen vervuld wierd, invoege,
dat haare tegenwoordigheid my zeer dikwilsverhinderde, om diergelykeNesten,
ter naauwkenriger onderzoekinge, mede naar huis te neemen. Want zo
wel als men zieh wachten moet voor de grooter foorte dezer Wespen, zo moet
men ook tegen dit kleiner flach op zyne hoede weezen ; vermits zy, als 'er
maar één of twee tegenwoordig zyn , zieh zo wel van haaren Angel weeten
te bedienen, als de anderen, wanneer men haar te na komt. Ik moefl
derhalve, wiliende eens gaarne zulk een Neft hebben, het oogenblik waarneemen,
als 'er geen Wesp by was; en hier door ben ik in ftaat geraakt,
om het mynen genegen Leezeren voor 't oog te brengen, zonder dat
voor den ileek eener Wespe behoeven ^te vreez-en.
S.-3-
Bg. I.
en 2,
De I F i g . dezer Tab- VII. vertoont ons zodanig een loodrecht nederhangend
Keft, en in de is 'er een het oiiderlte boven gekeerd te
zien; aan welk laatile men ontdekken kan, dat de Gellen van hetzelve ten
deele ledig , ten deele met Wormen gevuld , en ten deele geflooten zyn.
De Heer DE REAUMÜR zegt, in zyne befchryving der gezellige Wespen,
dat 'er drieerleie foorten m zulk een ÍN eil zyn , zie JVletn, pouT Jewif k
l'Hiß.&c. Tom. VI. Uem. VI. fag 184.); te weeten , Maniietjes, Wyfjes
en Arbeiders, of zodanigen , die zieh voornaamlyk bezig houden met het
vervaardigen der Neften. Nu is 'er wel geen twjffel aan, dat 'er niet zo
wel Mannetjes als Wyfjes onder zouden zjn ; maar de Arbeiders zyn my
nog
n O M M E L E N EN WESPEN. Tai. VII. 409
30g niet hekend; en ik hebbe ook tot heden geene gelegenheid gehad, omT:u!. Vir.
hec onderfcheid taifchen de Mannetjes en Wyfjes nagenoeg te onderzoeken;
Tjiaar ik zal vervolgens alle mogelykc Zorge aanwenden, om 'er goede kennis
van te krygen; en 'er dan by eene andere gelegenheid nader bericht van
mcdedeelen. Ondertuflchen hebbe ik , betreilende deeze Wespen, zo veel
waargei-jomen, dat ik ontdekt hebbs, hoe eenigen van dezelven geftadig by
elkander fchoolen; en, eene bekwaame plaats tot haar Neil verkooren hebbende,
met veel yver bezig zyn in 't aanbrengen van de noodige bouwftoifen;
zy vliegen dan beilendig af en aan; doch daan is 'er altoos een onder, die
langer dan de overigen op het Neft blyft; en dat fchynt een Mannetje te
zyn. De ftoffe tot den bouw der Mellen zoeken zy aan zulk oud hout, dat
in de opeii lucht ftaat, geen fchors heeft, en met geen verwe beftreeken
is *. Het fchynt my toe, dat zy'er diergelyk Hout toe verkiezen; om dat
hetzelve, wanner het een tyd lang in de open lucht geftaan heeft, en zo wel
door derzelver veelvuldlge verandering , als door den regen, aan zyne oppervlakte
genoegzaam murw en graauw van koleur geworden is. Zy grypen
in dit geval de opperfte Vezelen van dit hout met haar Tanggebit, en knaagen
'er zo veel af, als haare grootte en kracht toelaat, om met haare Tange
op eenraaal weg te draagen. Oit kan men des Zomers menigmaal op zyn gemak
bezigtigen, wanneer men hier of daar eene Wesp aan eene Tuinfchtitting,
of ander houtwerk, ziet; vermits zy zieh op dien tyd met minder gevaar
laat befchouwen, dan by haar Neft; alwaar ze dikwyls, op het minfte
gerucht, toornig wordt. Indien men eens eene Wesp op zekere plaats in
die bezigheid ontdekt, behoeft men, als zy weggevlogen is , maar een
oogenblik te vertoeven, en men zal 'er meer van die, of ook wel van andere
foorten, gewaar worden, die af en aanvliegen; en als 'er een weggevloogen
is, zal men de plaats, daar ze gezeten heeft, helderer van koleur
vinden, dan te vooren ; nademaal de Wespsn de graauwe hout-vezelen
weggenomen hebben. Dewyl ze nu die Vezelen in de lengce afknaagen ,
maaken zy ftreepen in 't hout; welken , naar gerade dat de Wesp groof
of klein zy , zomtyds twee duimen lang; en twee of drie linien breed zyn j
doch ook wel eens korter en fmaller uitvallen.
5- 4.
^ By hec aflinaagen van zodanig Iiou: betoonen zy eene ongemeene vjyt; doch zy knaagen
telkens alleenlyl: zo veel van den ilam , als ze, gediinrende dk knaageii, inet behnlp der
Voorpooten, in de gedaance van een klein baileije, achter den beli of hec Tanggebit können
brengen, en in ilaat zyn, om 'er mede weg te vliegen. Met dezen lall dan by haar Neft komende,
fchynen z y dar c'zamengerolde ballecje te oncvvikkalen, en hetzelve rondsom haar Ceiietje
te leggen.
KLEEMANN,