1 , ' Mus CARITM Al QUE, C ULICUM T a.b. III.
.1 xa» fíctt Htxc.
V L I E G E N EN M U G G E N . Tah. l\l. 551
lykft op de bovenvlaktrve toonen llf.n ^Herduide-
Pooten meer dan j ^ e n aan de f beide%oorlle
len heeft; welk l a ^ a rme t e7n i ^ byzondere dee.
paar deze'r Pooten is h" 1 J "" ^'^hte.-fte
eenigehonderdmaalenverder fprin'se,, da„ ze hn^
vmgers ligtlvk ontwvken n» S l' 'ang en zelfs de tederlla
zyn aan a L L s T e h e e l dad dn^h d boveníte en d.kíle deelen dezer Pooten
ílyve hairen van^nge y f e t í a bezern;®' í ' ' S ^ « ™
wen aan 't einde der pCe n ^ d e
e , hoekieinhetookzy, over ons S a a m t n n ? a""
len; doch ten aanzien v n de X o ze ve zT, ' . ''f
PP hetLyfzitten, aan dezel' e van z e í v é e l W° T ' ' n
j e a s het Wyfje heeft , naar gerade van he d^tte I rf . '"Vi"
byaldien nu eene VJoo door onzrkleederpn íf w ÍT^ ' ^«^•'.'''sinen Kop:
moet, zou het dikke AchTerIyf ha^^^^^^^^^ der Dieren krnipen
niet met zo veele ílyve hairen verhindering toebrengen, ais het
fchieten beletten X r ra . was; weiken haar niet alieen het te ruj;
baare waarheW i ^V e r g r o o t g l a s /Xwbabaer gl ke ñ L e ñ f ' • ' ^ " ' ' ^ " ' ' ^ ' S e™n o^o^ ^ door boenhbuelptw vífatn^
§. 13-
Aan het laatíle Lid van 't Achterivf vUv, .
. 0 - Fig. tweeopwaartsgebooge„ b S ™ m ? J d ' le^ > • d«
tenrand met hairen begroeid zyí DezJ hÍ^ ® a ^ui- fv- 'o.
foort van Nyptang, wLr mede he: Mannet . í h ^H "^'f
houdt, enonder dezelven iigt h e t ^ S v ^ t L i m ^T" ® ^y^j'
vervCgen. beter zuhen ieeref k e ^ ^ n ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ i l n ^ ^ S i is l l n t l ^
A a a a 2