Lett, a.
32Í BESCHRYVING deu SPRINGKHAANEN EH
TAJ.IX. deeldeaante merken; ziillen wy dezelven nii ook eens van binnen befchouw
e n , om die deelen, welken zo wel tot hunne onderhoudingalsvoortplantiti.
dienen nog wat naauwkeuriger na te gaan. 't Is wel waar, dat het mvn
oogmerk nooit pwe e f t is, my met de ontleding der InfeSen byzonderlyS op
t e houden, ais liebbende met myne befchryving der Infeften geen ander doelw
i t , dan alleen leder aan my bekend zyndelnfeft, nopens zyne geftalte en
ovenge voornaamfte Eigenfchappen, algemeener bekend te ma aken, en teiFens
onder zyne behoorelyke Claffe t e b rengen: maar het gevoelen, ais o f d e Springkhaanen
den Kinderen Israels ter fpyze gediendhadden, gelykdeHeerFiiisca
ook van gedachten is, heeft my bewogen, de grenzen, die ik my voorge-
Iteld had, voor ditmaal te over treeden. Dienvolgende hebbe ik een Wvfie
Bs. I. van deze groote foort met fpelden valcgeíloken, gelyk in de i«« Ftg van Tab
IX. te zien is: dit gefchied zynde, opende ik deszelfs weeke onderiyf, met
e e n f c h e r p gefleepen Pennemes, in de lengte; hierop nam ik 'er debínneníle
deelen,_ zonder dezelven te kwetzen, voorzichtig iiit; en onderzocht toen of
. er eemg vleefch , of iets dat naar vleefch mogt e gelyken, in te befpeuren
was.^ Maar ik vond noch vleefch noch been; daarentegen ontdekteik aan
d e binnenzyde van "t harnas, of de fchaale van 't Infeñ, veele helder-g'raau.
we pypjes of vezelen; welken niets anders dan de luchtpypjes zyn, die zieh tot
m de luchtgaten uitílrekken, en wegens hunne tederheid zeer iigt te fcheuren
zyn. Benevens dezen vertoonen zieh alom zeer veele tedere, adervormiae
Witte vezels; die 'er als gekromde Wormen in liggen, en allen van den ilokl
d a r m , maag en endeldarm haaren oorfprong hebben ; door middel van welken
de levensfappen zieh door 't gantfche lichaam fchynen te beweegen
V o o r t s worden in deze holte des lyfs, ter piaatze van het voorile paar poo-
Mn tegen den rüg aan, twee byzondere donker-briiine , byna nierenvormige
harde deelen gevonden; hoedanigen men aan de overige pooten niet befpeirt '
Z y beftaan uit eene harde fchaale, zyn hol , en ledig van fap; doch als meñ
e r een van afligt, ziet men, volgens de met a getekende Fig., die heteenig-
Zins by vergrooting vertoont, dat 'er van daar af eene holle pyp in de voorp
o o t e n i s , . welke tot aan het knie-lid toeloopt ; en dat derzelvergrooifleopening
onder het halsfchild, ter wederzyde , haaren uitgang heeft. Derhalve
ben ik van gedachten, dat deze twee nierenvormige lichaamen ilrekken ter
vermeerderinge van het trillend geluid; en dat de Springkhaan de daartoe benoodigde
liicht door deze holhgheden uitdryft; 't welk te gereeder kan gef
c h i e d e n , dewyl hy zo veele luchtgaten als hy wil, en tot zyne verrichting
noodig heeft , kan openen en Iluiten. ^
§. 12.
KREKELS DEZER LANDEN. Tai. IX. 323
Tab. IX.
Diis dan vertoont zieh de Springkhaan , wanneer de inwendige deelen uit
ayn lyf genomen worden; welken wy nu ook eens wat naauwkeuriger befchouwen
zallen. In de 2"'« Fig. zyn de deelen, welken eigenlyk het tot v o e d z e l a .
van het Dier benoodigde fap bereiden, van' t begin tot heteinde, afgebeeld;
de kop en de legpyp zitten nog aan dezelven vail; dewyl 'er die beiden in het
iiitligten aan gebleeven zyn. De flokdarm is met bb getekend; hy heeft eene Lett. i i .
wyde opening aan den hals; en nademaal hy de verzamelplaats der fpyze zy,
zo vertoont hy zieh uit dien hoofde nu dikker, dan dunner, naar maate dat
'er meerder of minder in zi t te; ook komt 'er een bruin fap uit voort, 't welk
de Springkhaan, na de beet, van zieh geeft. By letter c ziet men de eigen- Leu.;-,
lyke Maag, die tamelyk klein is, en de gedaante van eene Vyg heeft; ookis
de opening , waardoor de Ipyze uit den ilokdarm in de maag komt, zeer
naauw. Wanneer men dezelve doorfnydt, en vervolgens met een vergrootg
l a s b e z i e t , befpeurt m e n ' e r , behalve haare bruin-geele grondverwe , veeie
verheven en verdiepte plooien in, welken naar de lengte uitloopen; enwaarop
men wederom verfcheiden zwar t -bruine dwarsftreepen o n t d e k t , die als een Ros •
kam ingetand zyn. Letter d ver toont de eene helft der M a a g e , waarin men het Leit. ü,
voorens gemeide duidelyk kan waarneemen, Gelyk nu degantfche Maag eene
zeer geringe holligheid heeft , zo is 'er ook weinig fpyze in tevinden. Voor
't overige beftaat ze uit zeer taaie en iterke vliezen, invoege dat ze veel harder
zy, dan de overige Ingewanden; en haar uitgang is even zo eng als de ingang.
Dit alles brengt te wegen, dat ik den genen, welke de Springkhaanen
onder de herkaauwende Dieren willen rekenen, niet kan toevallen. Ktisniet
te beweeren, ten wäre men zeggen wilde, dat ze, behalve deze Maag , nog
eene andere hadden; en dat men een deel van den flokdarm daar voor hield:
doch dan ftaat nog aan te me rken, dat 'er by de herkaauwende Dieren een
groot onderfcheid plaats heeft , tuflchen den flokdarm en die maag, waaruit
ze de fpyze in den mond terug brengen; en dat ik hier echter niets anders
vinde dan een enkel kanaal , dat van den bek af tot aan de maag rechtdoor
loopt.* De Heer F k i s c H vertoont die eigenfle deelen in zyn twaalfde Deel,
op>
* De geleerde Dr. S w a m m e r d a m , 'f is watr, meent in de Springkhaanen eene drievoudige»
en wel zodanig eene Maag ontdelit te hebben, wellte met de maag der herkaauwende Dieren
volkoinen overeenkomt, en dat inzonderheid dat gedeelte der maage, 't welk men het Boek
noemt, aan de Springkhaanen zeer duidelyk waargenomen kan worden : weshalve hy ook
gantfeh niet twylTelde, of de Springkhaanen heikaauwen. Maar hoe veel acliting ik ook anders
voor dien groocen Natuurkundigen hebbe , kau ik echter niet ontkennen , te gelooven,
dal SwAMMERDflM , Indien hy zo veel tyds aan de ontieding der Springkhaanen , als aas
zyue andere infeften, befteed hadde,-ontwyIfelbaar van 't tegendeel overtuigd geworden, zyis
gevoekn. veraiiderd zou hebben..
K l s e m a n n .
I
•.i
I:
kfi ;
! 'V
M