Illli'i-
«Ii
. : ..J
' ^ :::,'Jfilirii
' ¡Üi
* ^•tvsll
vm
T I I
Locusta Injjica.
K R E K E L S DE2ER LANDEN. Tah. XV. 3«7
of ZY verbraiiden de Adders tot asfche, en (Irooien dezelve Over de Akkers. TAB, XV.
In beide deze gevallen verkiezen zy zeker uar ter verrichtinge van dat werk,
en vergeeien ook niet zekere woorden daar by uit te fpreeken; en fchoon
diergelyke dingen van weinig of gantfch geen nut zyn, moeten ze ecliter gevolgd
worden, om dat himne Ouders en Voorouders gevvoon waren die te
gebniiken. Maar om eindelyk op myn uitgevonden Middel te kernen, waarvan
ik verzelterd ben, dat men door hetzelve deze groote Ve!d -Krekels by
daizenden te gelyk kan uitrooien. Het beilaat eenvoudig in hunne wooningen
met kookend water te begieten; 't welk gedaan moet worden , wanneer
deze Schepzels voor de eerfte maal van huid veranderen, en de grootte hebben
van groote iMieren. Dit nu heeft plaats in Jugußus en September; wanneer
men menigmaal, in afgemaaide Weiden,gantfche plekken befpeurt, daar
geen gras wil groeien ; alwaar roen altoos in dien tyd een hoop Mol-Krekels
byeen zal vinden: en als men deze plekken dan met kookend water begiet^
worden ze allen te gelyk gedood. Om des te beter van htmne tegenwoordigheid
aldaar verzekerd te zyn, behoeft men, ter piaatze van die geele plekken,
de aarde flechts een doimbreed of twee om te fpitten, wanneer men
deze fchadelyke Gaften wel dra ontdekken zal. Indien men zieh eenige jaaren
achtereen vlytig van dit Middel bedient, zal men 'er het mit merkelyk
van ondervinden; en de Weide zelve zal door het kookend water niet befchadigd
worden; want de Graswortelen zyn op die plekken toch reets bedorven;
en in 't volgende Voorjaar zal men alle die piaatzen met nieuw gras
zien begroeien.
huitenlanäf •he Springkhaanen.
Ii
Alhoewel ik in myne Verzatnelinge der Infeflen veele foorten van in-TAE.xvi
landfche Springkhaanen bezitte, en ik hier voorens twee foorten vanen XVU.
dezelven, Hevens drie der Krekels befchreeven hebbe; vinde ik my echter
50g genoodzaakt het vervolg dier befchryvinge voor een tyd af te breeken,
en hier eenige biiitenlanders te piaatzen. De Heer Ii I L E N B I T R G , Koningl.
Poolfche en Keur-Saxifche Berg-Raad, mitsgaders Opzichter van 't Koninglyk
Kabinet der Natuurlyke zaaken, myn byzondere Begunftiger, heeft mynaamlyk,
zo als ik aan 't einde van myn Voorbericht dezer befchryvinge 46.
fag. 312. reets gemeld hebbe, op myit vriendlyk verzoek, verfcheiden foorten
A a a 2 van