•
I ' " '' ' ' II
i r n ^ íüfílil
I -.•••liil ^Siiii
j-'iif'jli-lj'
I P i í i l l
.' il
'ií'^tf:
4ot BESCHRYVING DER S P R I N G K H A A N E N EN
vvn'r í"^ wilgenboomen , waaruit in 't volgende Voorjaar weder and,-
XMII. re diergelyke Wormpjes gebooren worden.
Dewyl er, ais boven gezegd is, nog verfcheiden andere foorten van dir
XXIICi. Tab Z t
í 7 í ' Deze foor: houdt zieh meeílal OD
aan de Brandnetels, en het ftlnúm, dat ze voortbrengt, verraadt haare 2
genwoordighe.d op het eeríte gezicbt. Dezelve is niet alleen S d I
kleiner, maar ook anders van kolenr dan de voorgaande. De
toont ons dezen Worm in dien onderdom , waar in men hem alrede m í
Vleugelfcheeden voorz.en vindt. Zyn geheele Vooriyf, benevens de ze
Pooten 15 fthoon groen, waar tegen het Achterlyf eene Oranie-geele ver
we heeft. Wanneer hy m deze gefeite „og eens van huid verandl t
blyft hy ook nog wel groen, niaar op zyn Kop en Bovenvieugelen ziet mn
eenige geele vlakken, gelyk de ß'« Fig. dnidelyk vertoont. Verder kom
hy raakende zyne gedaante en eigenfchappen , in alles met den voorsT
melden overeen. In dezen hebbe ik, even als in de Wilgen-Rups en 2
m.ge Springkhaanen dikwyls den Lindworm gevonden ; doch L i t ^e
dan twee op eenmaal; ook waren ze naauwlyks een derde van eene O
F!e. 6.
Den Schuim-Worm tot diis verre befchreeven hebbende , ftaat my ten
laatften nog te melden , tot welk eene foort van Infeaen dkelv^behoore
Hy isgeen Springkhaan; gelyk SWAMMERDAM eertyds fchynt gLeend te
hebben , als geevende hem (in BibHa Natura. Vol. 1. pag.\is ) d™ n i m van r»
cufla Fulc, den Vloo-Springkhaan. Want fchoon^hy' h u / p L a^een SprTng^:
haan, en ook, gelyk deze, in geen Pop verändert, zo heeft hy echternoch
Springpooten, noch zodanig een Tanggebit ; maar in phati van dat ee"
Zuig-Angel gelyk de Ccade , en Indiaanfche Lantaarndraager. Ook kom
dezelve, ten aanzien van den Kop en de andere deelen , zo wel met de Cieadeovereen,
datik, fchoon wy hier te Lande geen eigenlyke Cicaden hebben,
nochtans dezen Worm ten eerften onder dezelyen rekende; en ik h°d
hierm reets een goeden Voorganger. De beroemde LINN^EÜS toch ftelt
hem, in zyne taum kuecka, onder de Cicaden; en in zyn Syßma Natuta,
Parys 1744. Vierde Druk pag. 93. , komt hy nogmaals in 't geflacht
der
4