1
'ii'
S P R I N G E H A A N E N EN K R E K E L 27 7
TAE.IV.
§• 19-
Toeji ik dit Schepzel voor de eerílemaal zag,. was ik terftond begeerig
ora deszelfs vaderland te weeteji ; doch de eigenaar van 't zelv
e will: 'er ray geen bericht van te geeven : derhalve moeft ik myn
toevlucht neemen tot die fchrifcen, in welken my voorllond zo wel
de befchryving als de afbeelding van verlcheiden Springkhaanen gezien
te hebben. Ik nam dan vooreerll: J ON STO s s A/ATUUR/yâe Historie
der InfeBen ia de hand, en vond 'èr op de X1J= Plaat onder de
Springkhaanen, welken die Schryver uit M o u FETUS aanhaalt, een,
die met den mynen tamelyk wel overeenkvvam , en boven welken de
naam van Mantis ylfricana ftond. Eene omtrent dergelyke afbeelding
vond ik verder nog tweemaal onder de Springkhaanen, welken
hy uit ALDROVANDUS genomen heeft,- en op de Xlll-Í^ Plaat, die
den Tytel van Locußa Indica voert, komen deze beiden , benevens
den eerften, andermaal voor. Onder de Springkhaanen van het Linckiich
Cabinet, in de Breslaufche Verzamelingen , vond ik insgelyks
een zodanig, doch iets veranderd afbeeldzel. Vermits nu geene der.
gemelde tekeningen volkomen met myn origineel overeenkwam, wilde
ik zelf het Wer k van M O U F E T U S nog eens doorbladeren, om te
z i e n , hoe die Figuur by hem gefteld ware ; nademaal ik dacht, dat
miiTchien de flofheid des Tekenaars eene oorzaak was vandeverfcheidenheid
der Figuuren. Na dat ik dienvolgens deszelfs InJeBorwn ßve
mìnìmorum animalium Theotrum, dat te Londen in klein folio uitgegeeven
is , van myn meergemelden Begunftiger , den Heer Dr. en
H o f r a a d T R E u , verzochthad, bevondik, dat de Figuuren in JONSTON,
en in de Linckifche VerzameUng, die met de mynen het bed
overeenkwamen, en Montes Africanes gmoamà wiexien., by die van
M O U F E T U S alleen in de grootte , en by de mynen, nevens de
grootte, ook in de Sprieten en het aan 't einde gefpleeten achterlyf,
verfchilden. De befchryving, die M O U F E T U S ' e r van geeft, luidt
by hem pag. [19. aldus. Den Afrikoanfchen hehbe ik op myn eigen
koßen uit Barharyen lamen overkomen : hy is rank, 5 duimen lang, met
eene kap voorzien, heeft een [pits toeloopenden kop; zvaar aan, kort by
het hovenßaande deel, twee eenigzins breede en een duim lange hoornen
2de Deel ade Stuk. N n urt
m