M u s CARUM- ATqpK CTILICXTM T^h I.
B E S C H RY V ING
D E R
Y L I
M U
E N
E N
G E N .
De groole langbeenige A A R D - M Ü G G E , henevens haart
oorfprong uit eene Made, en derzelver verandering.
S. r.
r zyn veelerleie foorten van Aard - Maggen , welken geen hardenr.» r
Steekpriem hebben om bloed te zuigen ; van welken men deze
tegenwoord^e nochtans door-haare grootte en koleur kan onder-
Icheiden. Doch dewyl dezelve , nadien men ze alle jaaren, den
„ J , gäntfchen Zomer door, kort over de aarde ziet zweeven, onder
allen de bekendfte is, zo hebbe ik het begin dezer Verzamelinee met haar
gemaakt Zy heeft haaren oorfprong uit eene Made, dfe rieh in de aarde
onthoudt, en aldaar haar voedzel zoekt; om welke rede ik ook den naatn van
Aard-Mngge aan dezelve geeve, De Maden, waaruit deze foort van Aard-
Miiggen gebooren word&^zyn ligtlyk te ontdekken : want als men eens by 't
omgraaven van de aarde tegenwoordig is, of zelfin een vochtigen grond wil
graaven, zal men, onder andere Wormen, ook deze foort van Maden in
verfcheiden grootte en van verfchillenden ouderdom, vinden, Dezelven 'zvn
aan geene Maandgebonden, maar den. gantfchen Zomer door te zien. Zy
hebben wel die eigenfchap, datze.opde geringfte beroering,onbeweegelyk
en (lyf fchynen te zyn; en zieh heen en weder laaten wenden en keeren;
maar dit zou dezelven nog zo onkenbaar niet maaken; ingevalle zy ook niet
briiin aardkoleung waren. Derhalve dient hy, die ze opzoeken wil eene
naauwkeunge oplettenheid te gebruiken; op dat hy zieh niet vergilTe 'en ze
Y y y 2 ' oyjj