513 B E S C H R Y V I N G
Worm , in zyn geweezen Spysvertrek ; blyfc 'er tot het Voorjaar in lig.
gen , en verfchynt ten laatften weder in de maand Mai, op diergelyke
bladeren , in de gedaante eener Wespe, De koleur en geilalte van deze
is meeftal gelyk aan de voorige ; waartegen zy iets kleiner is ; en de
Sprietjes, zo wel van 't Mannetje, als van 't Wyfje , zyn zonder kolfies
Zy is in de 7 Fig. te zien.
T J » . XI.
Het fVyfje BL A D - W E S P E , op Tab. I. afgeheeld,
en pag. 4S0. van dit Deel hejchreeven.
§. i.
Toen ik de groote, bleekgroene Ballerd-Rups des Wilgebooms, en de
daaruit voortkomende Blad-Wesp befchreef, ocrdeelde ik het overbodig
derzelver Wyfje insgelyks af te beeiden; denkende, dat hetzelve,
behalve de dikte van 't Achterlyf, het Mannetje volkomen gelyk was. Ook
hield ik, wanneer ik in Mai en Jiray veelen dezer Wespen zag uitkomen,
en 'er verfcheiden onder dezelven grooter dan de anderen waren, die grooteren
voor de Wyfjes; ik bleef in dit gevoelen, tot in het volgende Voorjaar
, toen de ondervinding my van het tegendeel overtuigde. Op dien
tyd verkreeg ik uit myne , in 't voorige jaar , verzamelde Bafterd - Rupfen
, wederosn een groot getal Wespen ; en wanneer ik dezelven, de eene
voor en de andere na, naauwkeurig befchouwde , ondervond ik, dat riiim
de helft, ten opzichte der koleure van 't Achterlyf, veel van de anderen
verfchilde; en,ichoon ze anders in maakzel elkander tamelyk wel geleeken,
dat de zulken misfchien de wezenlyke Wyfjes waren : indien ik ook toen
reets op het denkbeeld gevallen was, dat de Leg-Angel dezer Schepzelen
my het beft uit myne onzekerheid konde brengen, zoii ik des te eerder van
myne twyffeling ontheft zyn geweeft; dat nu eerft kort daarna gefchiedde.
^ Op het einde van dit Voorjaar , in de maanden van Mai en Juny, bezig
zynde met nieuwe InfeSen aan de heggen en ftruiken te zoeken,kreeg
ik de gemeide Wesp, welke ik het Wyfje vermoedde te zyn , dikwyls voor
de oogen ; en toen ik wat naauwkeuriger op haare verrichting begon te
letten, zag ik , dat ze beiig was met haare liieren te Jeggen aan de jonge
Jpruit-
H O M M E L E N EN W E S P E N . Tab. XI. y i 3
fpruitjes en bladeren der Wilgen. Vermits nu deze Wespen, zo als ik by TAU.XI.
de befchryving van' t Mannetje reets gemeld hebbe, gantich dorn en doof
fchynen, keek ik des te beitendiger op het gene zy verrichcten; dat my gelegenheid
gaf, om zelfs haaren zaagvormigen Leg-Angel, eh de door denzelven
heen gaande Eieren, met bloote oogen te zien; ja zy bleeven , fchoon ik
verfcheiden takjes, waar aan deze Wespen zaten, afbrake, nochtans in haare
bezigheid volharden ; invoege dat ik 'er zo veelen verzamelen, en, ter
verdere onderzoekinge, mede naar huis neemen konde, als ik begeerde.
§• 3-
De 1"= Fig. van de XI<'' Tab. vertoont ons de Wesp in die geftalte, f/^.
waarin ik ze bezig vond nlet haare Eieren te leggen. Het onderfcheid ,
aan haar Achterlyf te zien, beftaat daarin, dat alle deszelfs ringen of leden
bleek-geele zoomen, in een gladden en zwarten grond, hebben; mitsgaders
dat de ondervlakte niet bruin-rood , maar zwart , en 't laatile iid
geheel Oranje-geel is. Aan dit laatfle lid ontdekt men den zaagvormigen
Leg-Angel; welken ik, by de befchryving van 't Mannetje , beloofd hebbe
onder 't 00g te brengen. Om nu deze myne belofte te vervullen,hebbe
ik denzeiven, benevens het laatde Lid , in de z"*« Fig., by vergroo- Fig. 2.
ting afgebeeld. ik moeH denzeiven ten dien einde door eene zagte drukking
naar bniten dryven; dewyl men hem anders niet te zien krygt, ten
zy men de Wesp juiil bezig vinde met haare Eieren te leggen , en 'er
dan naauwkeurig op iette. Deze Leg-Angel beflaat uit twee evengelyke,
eenigzins gekromde , doorzichtige bladen , die byna de gedaante van eene
f uitmaaken , en in 't midden eene iets donkerer Ader hebben , dan de
overige koleur is; ook zyn ze boven dien met veele tedere , fchuins loopende
ftreepjes doortoogen. Aan den binnen rand zyn deze beide bladen
doorgaande met fcherpe tanden, als eene grove zaag, bezet; en wanneer
de Wesp geen Eieren legt, zyn ze dermaate naauw aan elkander gellooten,
dat ze maar een blad fchynen uit te maaken ; en zo houdt dit Infedi:
dszelven ook te zamen, wanneer ze de boonibladeren opzaagt of
opent, om 'er haare Eieren in te brengen; doch zo dra zy dezelven uitgeeft,
opent zy de beide bladen, gelyk de reets gemeide Fig. uitwyil.
Onze Wesp vat dan het blad, aan 't welke zy haare Eieren vertrouwen
wil, met haare zes geelachtig-roode Pooten altoos derwyze, dat haar
Kop tegen den ileel aan ligge, en de ingetande kant van 't blad tegen haar
lyf. Dan opent zy het blad aan dien zelfden kant tuffchen twee haakjes; terwyl
ze deszelfs beide htiidjes van elkander fplyt met haare zaag, die ze tot
byna aan de middel-ribbe infchuift j in dlervoege, dat ze door de haid van
't blad heen gezien könne worden. Als deze opening gemaaktis, legt zy
'er haare Eieren in; waarby zy met haare twee achterfte Pooten het blad naar
V V V A ge