K R E K E L S DEZER L A N D E N . Tai. •Kill 345
die ze in huis wil o p kwe e k e n , b eho e f t d e z e moe i t e niet te doen. Z y k omen xm.
gantich helder , geeiachtig-rood bruin uic den dop , maar worden welhaail XIII.
bruinachtig zwart graauw ; en hebben tanielyk lange Spieten ; gelyk in de.
jie Fig. te zien is. In dezen ouderdom blyven ze nog geduurig ter piaatze, Fig. t.
alwaar hunne Moeder de Eieren in een meer of minder aantal gelegd heeft,
en leiden een gezellig leven; maakende echter meer dan een fchuilhol; welke
gaten men alsdan nog zeer eng, en ook, dewyl 'er omtrent dien tyd weinig
vord invalt, niet zeer diep bevindt. Hunne fpyze zyn de jonge grasfpruiijes
en derzelver wortelijes.
§ 3-
Na de eerfte verandering van huid , verfdiynen ze in de groote van de
Fig.; wannecr ze reeds meer in 't oog Valien; en ze worden nog kenne- F'S- Slyker,
wanneer ze, de huid andermaal afgelegd hebbende , de grootte der
4"- Fig evenaaren. In deze grootte worden ze dikwerf, al in de maand Hep- Fig. 4-
tsmbsr^ op die akkers gevonden, alwaar hunne Ouders zieh meeil opgehoaden,
en hun gezang hebben laaten hooren ; doch nu daar mede uitgefcheiden
zyn; want het is iets zeldzaams , als men in OSoiier nog een Mannetje
hoort krieken of zingen. Omtrent dien tyd vindt men gemeenlyk eenigen dezer
Krekels by elkanderjmaar die z ich,zo dramen hen te nakoome, zeerfchielyk
in hunne holen verbergen. Men ziet daar benevens op den eigenftentyd
diergelyke jonge Krekels van onderfcheiden grootte en ouderdom; aangezien
de Wyf jes hunne eieren niet op een tyd te gelyk leggen ; en als 'er in ÜStober
nog weinig koude nachten invallen, vindt men 'er ook , by warmen Zonnefchyn,
nog zommigen ter grootte van de 5 Fig ; die echter 'dan nog niet ng. 5»
ten derden maale van huid veranderd zyn. Dit alles hangt alleenlyk af van
eenevoorlyke of achterlyke Lente en Herfft; want zodra de koude nachten
beginnen, of 'er vriezend weer ontilaat, houden de half volwaffen Veld-
Krekels zieh, onder de Aarde , in hunne holen verborgen , en ze worden
ook, dewyi ze hunne huid niet afleggen , een gantfchen Winter door niet
grooter; het welk my doet vermoeden, dat ze mede geduurende dien tyd geene
fpyze gebruiken, fchoon zy dezelve aan de wortelen, in hunne wooningen,
anders wel zouden können vinden. Wanneer de jonge Krekels dezen
ouderdom bereikt hebben, kan men alrede duidelyk zien, dat ze geen Huis-
Krekels zullen worden; want fchoon ze noch Vleugels noch Vleugelfcheeden
hebben, en fchoon 'er het onderfcheid des geflachts nog niet aan te befpetilen
zy,toont echter hun geelachtig bruin-graauw achterlyf,'t welk met veele '
tedere, blinkende, geel• bruine hairtjes bezet is, nevens de Kop, het Borftftuk
en de Pooten, welke allen te zamen eene zwarte koleur hebben , dat ze
van eene gantfch andere fuort zyn. Van de grootte, welke onze Krekels,
X X 3 al s
t 4: