¡y
i '
510 C E S C H R Y V I N G
T A I . V I I I . ik oordeele, dat hy met recht de Zoek-y\ngel genoerad mag worden; is 't
™ • echter zeker, dat zy denielven ooktot ien Verweer- Angel weet te gcbruiken..
Voor 't overige (laat my , raakende deze Hoiitwesp, nog te melden , dat
dezelve in onze Landilreeke gantfch niet zeldzaam is;enhy,die de moeite
iieemen wil van ze op te zoeken, zal haar zo wel in de Bolchen, als op andere
piaatzen, daar veel gehakt hout ligt, hoewel niet by zwerinen. maar
enkelvoudig, veelvuldig genoeg ontmoeten i en te gemaklyker ontdekken, oin
dat ze zich,door haar fuizen en bromtnen, wel haall: openbaart. Ook zoii ik,
dewyl ze zieh veel en iieffl by 't Mout laat vinden , bykans tvvyffelen, of ze haar
voedzel wel iiit iets anders haale, dan uit het Hont. De Liefhebbars der
Inreften, welken de fraaie Schriften van den Heer DE REAUMUR bekend
zyn, zullen zieh mogelyk verwonderen, dat ik deze Wesp voor een by ons
gemeen Infea opgeeve; nademaal die groote Kenner der Inreflen, dezelve
insgelyks onder de van hem zo genaamde Ichneumons - Vliegen befchreeven
heeft, in zyne À4em. four fervir i l'Hißoirü des Infelles Tom. VI. Msm. IX.
f g - 313-; en een Schepzel noemt , Wiens Vaderland het koiide Lapland is.
Hy zagt naamlyk, dat hy het zelve van den beroemden MAUPERTUIS,
die, als bekend is, voor eenige jaaren, benevens andere Geleerden , .eene
reize derwaarts gedaan had, onder andere Laplandfche Infeflen , ontvangen
heeft, en dat hem diergelyken in Vrankryk niet voorgekomen zyn, Hoe kan
het nu mogelyk weezen,"dat zulk een Schepzel in Vrankryk niet gevonden
zou worden, daar het by ons woont? Ik kan niet anders denken, dan dat
zulks by 't Hont toekome, waar aan de Worm onzer Wespe zyn voedzel
vindt. Ditis, volgens het boven gezegde , het Dennen-, Pynboomen- en
Vuurenhoiit; dat by ons veelvuldig, doch in Vrankryk zeldzaamer gevonden
wordt. Maar zo gemeen als het in onze Landftreek is, zo menigvuldig wall
het ook in Lapland (zie LINNÄ;US in Flora Lapponica pag. 277.); alwaar de
Bofchen meerendeels uit zodanige Boomen beilaan. En dewyl de Zon des.
Zomers, in dat Gevvell, eenigen tydlang in' t geheel niet ondergaat, zo kan
'er zieh onze Wesp zeer wel onthouden ; doordien het haar in zulk eene Land-,
ilreeke noch aan warrate, noch aan voedzel, ontbreekt,
s. S.
Hier boven in de 4''= §. hebbe ik gewag gemaakt van drie half ronde,
verheven , blinkende knopjes , die zieh van vooren aan den Kop dezer
Hout-Wespe vertoonen; welken, tuiTchen de beide wezenljke oogen ziitea
' • r
i,
1 '
••I.