543 B E S C H R Y V I N G DER
Tab, II. vinde by de Katten; welken echter meerendeels geplaagd worden van die
foort van Vloon , die zieh by de Muizen onthoudc. Schoon nu de Vloo
dikwerf gelegenheid geeve tot fchettzen, wordt ze echter, om haar gevoelig
fleeken, meeftal met grootenyver vervolgd; en de wraak.die men aan haar
na dat ze beirapt is, oeffent, is zo zoet, dat 'er iemand, gelyk men zegt'
demond naarwatert,als naar een lekker beetje. In Jugufius mSeptembermo^
ten de meefte Vloon den dood ondergaan; dewyl ze in deze beide maanden
veelvuldiger gezien worden, dan anders; en hoewel ze het gantfche jaar door
voortteelen, zo gefchiedt zulks nochtans des Winters het minfte; nademaal
de koude haar nadeeliger is, dan de wärmte. Zy, die voorgeeven, dat de
Vloon, en ander Ongedierte, door konft of tovery voortgebragt können worden,
vinden thans by de zulken, die eenige kennis van de Natuurkunde hebben
, zeer weinig of gantfch geen geloof meer. Doch wanneer raen zegt, dat
dezelven uit de verrotting en allerhande onreinigheid ontilaan , dan zyn 'er
niet alleen veelen, die dit gevoelen toeftemmen ; maar men vindt zelfs Lieden,
die voor IMeefters in de Natuurkunde willen gehoaden zyn, welken zieh
niet fchaamen zulks voor te ftaan. Dan ik voor my zal het nooit gelooven ,
veel minder ilaande houden. Ikben,ik erkenne het, te voorenook niet vreemd'
van dat gevoelen geweell; maar de ondervinding heeft my anders- geleerd.
Z o menigmaalen alsik, volgens het gemeene voorgeeven, getracht hebbe",
om uit Ks, Zaagzel, en andere diergelyke dingen, Vloon te zien voortkomen;
bevond ikwel, dat ze zeer begeerig zyn naar zulke dingen, en 'er
fpoedig by komen ; maar nooit dat zy 'er uit gebooren wierden. Dit heeft
m y o o k , toen ik naderhand, door 't onderzoeken van andere Infeften, van
hunne voortteeling door de paaring meer en meer overtuigd en verzekerd
wierd, te ilerker bewoogen , om ook de waare voortteeling der Vloon te ont.
dekken : en hier in ben ik eindelyk naar wenfch geflaagd, gelyk ik na
omilandiger zal aantconen.
Hy, die de moeite neemen wil van de Vloon dir Hondsn op te fpeuren,
zal ze dikwyls tuiTchen hunne hairen gepaard ontmoeten; ten minften hebbe'
ik 'er aan myn Hond zelden lang naar behoeven te zoeken ; waar toe zyne
Witte hairen veel deeden , overmits ze daarin des te gemaklyker te zien
zyn. Deze gepaarde Vloon deed ik in een klein glas, welks bodem, ter
hoogte van twee vingeren breed, bedekt was met uitgezifte en vochtig geniaakte
aarde,
in welke noch Zand , noch eenige andere Infeften waren^
Doch, om het gene de Wyfjes-Vloo voortbragt , beter van de aarde te
können pnderfcheiden, oordeelde ik, dat dezelve hoe zwarter hoe beter wäre;,
ten dien einde verltoos ik de aarde van onderen uit een hollen boom, en
het
V L I E G E N EN M U G G E N . Tai. II. 543
het glas, waar in ik dezelve nevens de Vloon gedaan had, floot ik zorgvul- Tm. n.
dig van boven toe , met een Vergrootglas, dat in een behoorlyken afftand
van de aarde ftond, en alles , wat 'er op derzelver Oppervlakte
voorviel, duidelyk onder't 00g kon brengen. De gepaarde Vloon, dezer
wyze beQooten, lieten my zelden lang wachten; en het Wyf j e begon zieh,
terilond, na de paaring, van zyne Eieren te ontledigen; leggende dezelven
gedeeltlyk op de aarde, en gedeeklyk aan de zyden van 't glas; alwaar ik 'er
menigmaal ifi, r8 of 20 van eene Vloo telde, en zommige waren zo veele
uuren bezig metleggen, als ze Eieren in 't Lyf hadden. De Figuur op Tal>.
II. met Letter a. getekend, vertoont ons die Eieren in hunne natuurlyke Leu.
grootte; en de r fig. doet 'er een zien dat zeer vergroot is : dezelven zyn i.
witachtig van koleur , en langkwerpig-rond van gedaante. In deze grootte
zag ik ze door een ilander Mikroskoop; doch myn Zonne-Mikroskoop vertoonde
my deze Eieren ter grootte van een voet, terwyl de Vloo zelve zes
voeten en meer lang was. Uit deze Eieren nu worden geene Vloon gebooren,
gelyk zommigen zieh verbeeiden en fchryven; maar kleine Wormen,
die des Zomers doorgaans binnen zes dagen uitkomen ; doch des Winters
bleeven ze wel 12 dagen liggen, eer de Wormen voor den dag kwamen,
fchoon ik ze in een warm vertrek bewaarde. Wanneer ik eens luft kreeg om
een dezer Eitjes, met eene zeer fcherp gefleepen Naalde, te openen, zag ik
'er met behulp van een Vergrootglas , een Worm in liggen, zo als hy in de
Fig. afgebeeld is. Ook hebbe ik menigmaal de Wormen uit de Eierdop- F!g. s.
pen zien kruipen; het welk even zo in zyn werk ging, als de aJ« Fig. aan- Fig. i.
wyft. By dit uitkruipen braken ze altyd met den Kop door de Eierfchaale
heen; en als 'er vervolgens een gedeelte van 't Lyf uic was, keerden zy den
Kop naar de opening, en maakten dezelve met den Bek grooter , of hielpen
zieh anderszins dus doende geheel uit den dop; het welk niet onvermaakelyk
te zien was.
S. 6.
De Fig. met Letter h. aangeweezen, vertoont ons deze eerftuitkomende ¿„^ ^
Wormen in hunne natuurlyke grootte ; doch dewyl ze dus niet kenbaar ge- ' '
Jioeg zyn, hebbe ik 'er eenigen afgebeeld zo als het Vergrootglas my dezelven
vertoonde. De 4 Fig. brengt 'er ons een onder 't 00g , die in de Fig.
lengte uitgeftrekt is ; en als ze nog niets genuttigd hebben, zyn ze bykans
geheel wit. Het Lyf is dun, en bellaat uit 13 Leden of Ringen, behalven
den Kop; die van vooren op zyne bovenvlakte twee körte ftompe hoorntjes
heeft; ook zitten 'er twee diergelyken, welken echter wat korter zyn, voor
aan den Bek. Achter den Kop befpeurt men van boven een geelachtig- bruin
vlakje, en de daar op volgende Ringen zyn hier en daar mec hairen bezet.
Z z z % Ve r -
f i f e
Hill