, Ii
4 6 8 V O O R B E R I C H T
fcheiden foorten uitmaaken , waaronder de Horfekn met recht de
g r o o t f t e n te noemen zyn. Hier by komt nog, dat z e haare Wooning
e n of Gellen niet van Wa f c h , maar van eene naar papier gelykende
ñ o í F e , die de Houtvezels haar verfchaiFen, bou w e n en eindelyk,
dat ze deze Gellen niet inet Honig vullen, fchoon zy anders den
H o n i g zeer b eminnen, dien z e 00k door den renk weeten te vinden,
o m ' e r haare jongen mede te voeden. Wyders hebben ze ook, bo'
v e n andere We spe n , dit byzondere , dat ze , ftille zittende , de
b e i d e bovenvlei igelen altoos in diervoege te zame n leggen of toevouw
e n , dat dez s lven maar hal f z o breed f chynen, als z e wezenlyk zyn.
S . ö.
Tie. Wespen der Tweede Clasfe, welken den Liefhebberen der Inf
e i S e n , onder den naam van Blad-Wespen, bekend z y n , leggen haar
e Eieren aan e n op de bladeren der takken van verfcheiden "Oewasf
e n j waaruit naderhand Rupfen gelykende Wormen voortkomen.
D e z e n leiden ten deele een gezel l ig, ten deele een eenzaam leven;
e n voeden zieh met de bladeren der Gewaffen, waar op z y voortgek
o m e n z y n ; tot dat z e , den volkomen wasdoin bereikt hebbende in
P o p p e n veranderen. Ik benoerae deze Infeélen met den naam van
R u p f e n gelykende W o rme n : omda t z y , fchoon z e de gedaante van
R u p f e n draagen, echter hier in van dezelven verfchi l len,dat ze meer
P o o t e n h ebben; waaromzeook wel Onecbte oí Baflerd-Rupfen gen
o e m d worden t. De uit hen voortkomende We s p en, die de dorniten
* De zogenaamde Horfels maaken haare Neften gaerne in holle boomen; eenige
andere Wespen in tegendeel vormen dezelven in de aarde; wederom anderen
aan de wortelen van verinolmde boomen; zommigen ook aan de takken der
boomen, of bofchjes en llruiken 5 en nog anderen aan de fparren en lateen der
Daken in de Huizen.
K l e e m a n n .
t De Wormen dezer Bladwespen hebben wel veel overeenkomfl: met de Rupfen,
die in Vlinders veranderen; maar zy verfcbillen van dezelven meerendeels door
een kop, die rondcr is en verder van 'c lyf afftaat; ook is dezelve niet met
12 00-
T O T DE H O M M E L E N EN W E S P E N .
i l en van alle anderen, en geheel doof f chynen, gelyken zekerlyk ov
e r 't geheel meer naar V l iegen dan naar We spen; maar behalve dat
ik haar den naam van Blad - W e s p e n niet ontneemen wille, zo hebben
z e ook vier Vleugelen; en können by gevol g niet gerekend worden
onder de Vl iegen, welken niet meer dan twee vleugelen bezitten.
Daarenboven hebben z e ook meerendeels körte Sprietjes, die
aan 't einde met kol f jes voorzien zyn
12 oogen, geiyk die der Rupfen, maar alicen met twee oogen voorzien. Voorts
zyn ze van de Rupfen zeer wel te ondcrfcheidcn, door de menigce der plooiea
of vouwen van 't lyf; als mede door deszelfs geileitenis of ligging draageode
zy het achterdeel byna beflendig gekromd. De meeüe Rupfen dezer Bladwespen
hebben 22 pooten, naamlyk Ö fpitze voorpoocen, ("welken langer zyn dan die
der V l indc r -Rupf ene n 14 ilorape buikpooten, nevens twee Nafchuivers. Echter
zyn 'er ook eenige foorten onder, die minder pooten hebben. Zornmigeo dier
Bafterd-Rupfen hebben de zonderlinge Eigenfchap, dat ze, uit de luchtgaten van
haar L y f , eene waterachtige vochtigheid kunnen fpuiten ; het welk zy telkens
doen wanneer ze aangetaft worden. Eenigen veranderen tot Poppen boven de
aarde; anderen onder dezelve; doch allen, voor zo veel ik ze tot hier hebbe leeren
kennen, in eivormige huisjes , welken zy van eene taaie vochtigheid , uic
haar eigen lyf , vervaardigen. En fchoon z e , by haare naderende Verandering,
de laatSe Rupfenhuid afleggen, verfchynen ze echter niet ten eerilen in de geilalte
van wezenlykePoppen, maar behouden haare Rupfen geftalte gemeenlyk nog
eenigen tyd; €n veranderen alsdan onder dezelve in Poppen. Ook moeten ze,
gclyk de Byen en Wespen, nog eerft een dünnen, weeken balg afftrooken; wan*
neer ze haaren toefland van Poppen verlaaten, en uit haare behuizing, in de ge«
ftalce van gevleugelde Bladwespen, willen v.erfchyoen.
K i E E M A H N .
* Dit is alleen van de meeflen der grootfte foorten te verftaan. Want aan de
meeite kleine foorten zyn de Sprieten deeis draadvormig, deels hair-borftelvormig,
ook deels gekromd, of nog anders gefleld, en meerendeels ilechts middelmaatig
van lengte. DeKopis met een Tanggebit voorzien,, en heefc gemeeulyk
eenerleie breedte met het borftiluk. Doch haar doorgaans meer breed dan rond
verwulfd achteriyf heeft, by de raeeilen, eene gelyke breedte met het borftiluk;
en is niet zo merkelyk vandeborilafgefcheidenjals by andere Horfelachtige Wespen,
Sluipwespen, en de zogeooemde Rupfen-dooders. Haare bovenvleugels
zyn veeUyds iets langer, dan het achteriyf, en liggen gemeenlyk plat over hetzelve
neder; in diervoege, dac de een zieh akoos eenigzins over den ander heeo
verfpreide. Ten aanzien van 't getal en de orde haarer Vleugel - äderen komen ze
ook grootendeels overeenj en door dezelven kan men de Bladwespen onderfcheiden
van zekere Bladvliegen , met welken zy anders veel overeenkomfl hebben;
die uit Blad-maden, zonder pooten,ontflaan , en alleenlyk van achteren met twee
fpitzen voorzien zyn. Want de äderen en ribbeo in de vleugeleo der Bladide
ade O 0 O Ma -
i
JJiC-^-:,-