2 5.8 V O O R B E R I C H T TOT DE B E S C H R Y V I N G DER S P R I N G K H A A N E N E N K R E K E L S . 2 6 9
ÍPL''
Tin. I
en Í I.
by twee foorten van Water - Infeften , bekend met den naam van
breed - en fmally vige Water - Weegl iüzen, die insgelyks van 't Ei af
nergens in veranderen, dan alleen daar i n , dat ze na de laatfte vervelling
vlengels krygen. Gelyk nu dezen met hunne voorpooten hunne
fpyz e , beftaande in verfcheiden Wo rmen, weeten te verralTen en
te vangen; zo zal 00k vvaarfchyniyk ons Infe61: hetzel fde daar mede
do en, en zieh in zodanig een pofbiiur ileüen , als de Fig. vertoont.
De naauvvkeuriger befchouwing dezer pooten zal ter veriler-
Fig.-i. kinge rayner gisfinge können dienen. In de sd^TiV. is een dezer poot en,
van' t lyf afgezonderd, te z i en; waar vanhet middelfte lid niet alleen
het langite en dikf te, inaar00k, wegenszyneui tzet t ing,hetbreedf tei s .
Van vooren is ' t , tot over de heli^c, in de lengte met eene fleuf of
gei l t , gelyk het hecht van een knipmes , voorzien, of ingekorvent
en zo verre als deze ileuf g a a t , is het ook ter wederzydemetfcherpe
Leu. b. et> harde fpitzen be z e t ; waar onder die gene , welke met b aangeweezen
wo r d t , de langile i s ; op deze volgen nog twee kleiner; en ze
itaan alle drie van de binnen naar de buiten zyde fchuins overdvvars.
He t voorile l id, wel twee derde korter en dunner zynde , is iets nederwaarts
geboogen, en boven dien insgelyks met twee reien fcherpe
fpitzen bezet , die echter veel kleiner z y n , dan de voorigen. Aan
't einde van dit lid ziet men een groote , fcherpe , naar onderen ge-
Lett. a. boog en, fpitze klaauw, welke door Lett. a aangeduid word; en nevens
dezen heeft een zo tedere poot , als van de achterpooten gezegd
i s , zyne inleding; dienende tevens en tot het kruipen en tothetvail-
Ijßuden. Vermits nu ons Infeiä dit voorfte lid indiervoege tot zieh
trekken k an, dat he t , benevens de fcherpe klaauw, tuffchen de beide
reien der fpitzen van 't middelfte lid kome te liggen; en boven
dien de fpitzen van deze beide leden zo vaft in elkander fluiten, dat
" 'er zelfs een daar tuffchen geklerad hair niet uit te trekken zy ; en
dat wyders de groote klaauw a zeer digt aan de groote fpits b fluit;
fig-!,- C^is ds Ä'g. ) zo is daaruit ten klaarfte te befpeuren, dat deze
pooten een der befte werktuigen zyn om iets te vangen. Hierbyf t a a t
nog aan te merken, dat dezelven eene zo beweegelyke inleding hebben,
dat het Infecl den geroofden buit gevoeglyk aan den bek könne
brengen.
§. 10.
§• 10-
TAB. I
en 11-
Wanneer ons Infecí voor 't laatfte van huid veränder t , verkrygt
liet eindelyk zyne vier vleugelen, en ook ten zelfden tyde het yerinoeen
of de krachten om zyn geflacht voort te planten. Van devleueeten
bedient het zieh naar welgeval len, om van de eene plaats op de
Ede r en te komen, en door de lucht te zwe even: en hoe zy e r , uitgebreid
zynde , uitzien, vertoont de a^e Flg. Dat dit Inf e do o k z yn ng. „
geflacht voortplante, blykt ontegenzeggelyk hier ui t , dat de uiterlyke
geftalte dezer Dieren beiderleie geflachten te kennen geett. Want
devvyl het eene bekende zaak i s , dat het dikke achterlyf by de Inlecten
het Wy f j e , en het dünne het Mannetje aaiitoont,- zo zallen wy
ons niet bedriegen, wanneer we zulks ook in dit geval voor een kenteken
des geflachts houden ; waarby nog aan te merken i s , dat het Man-
•netje langer Sprieten he e f t , dan het Wy f j e : gelyk in de s^'f " g - van
Tab. II. 'aan het vliegend, en in de 6''= Fig. aan het zittend InfecT; te
Eien is.
n .
In de boven aangehaalde piaatzen uit andere Schryveren is reets
aangemerkt, dat de koleur dezer Dieren verfchillend i s ; en myne örigineelen
beveltigen zulks. In de Fig. Tab. II. zien wy een fchoon
bleek-groen Wandelend Blad ; de Fig. Tab. I. ver toont 'er een
in 't groen vallende en de Fig. Tab. II. heeft de kolcurvaneen
VSt'
In hei; v i e r d e De e l v an den He e r Alb. Seba z i e t men di t Tnreft o p Tab. L X X .
bY Nnm, I . van b o v e n , en by A^am. 2. van o n d e r e n a f g e b e e l d , misar z o d a n i g ,
a l s o f her 6 v l e u g e l s i i a d d e : wa n : hec g r o e n g c d c e l t e de r a c h t e r - u f o n d e r v l e u -
g e l en ¡.5 z o me r k e l y k o n d e r l c h e i d e n , da t raen h e t z eWe l i g t i y k v o o r oen b y z o n -
dei-en vl cüge l honden kan ; f c h o o n he t aan den a ehc e r v i eug e l vafl; g e g r o e i d z y ,
j a z e t t s o p Tab. L X X 1 1 Í . Fig. 3 en 4. f c l ivnc he t n o gma a l s , en we l z e e r e i g e n -
lyk , me t 6 v l e u g e l en a f g e b e e l d l e z y i ; . Indi en i iu d e z e Af b e c l d i n g e n ni e t g e -
ni a akt zyia naar z u l k e ö r i g l n e c l e n , we l k e r v l e u g e l s z o g c f c h e u r d wa r e n , da t he t
i c h e e n e al s o f z e z c s v l e u g e l e n ha dden , dan mo e i l e n 'er o n d e r d e z e I n f e d e n
o o k z y n , die ö v l e u g e l s h e b b e n ; het we l k inde r da a d i e t s z c l d z a ams we e z c n z o u .
K L E E M A N N .
ade Z)«/s ímí. ' M m