545 B E S C H R Y V I N G D
Tí8. II. by toeval deze Schepzels in het brandpunt bragt, had myne Waarneemins
Lett, e.
if«, f.
wel dra een einde, doordien de al te groóte bitte terilond cene fterke uitdamping
veroorzaakte, en de Made in elkander deed krinipen 5 gelyk het
met alle andere leevende Schepzelen, by zulke omitaadigheden, gaac.
§• 9-
Na verloop van gemeide elf dagen , waarin myne Maden haaren vollen
wasdom bereikt haddeii, zochten zy geen voedzel meer , zy ontlaftten zieh
vervolgens van alle iuiligheid, en wierden weder geheel wit, gelyk by Letter
e. te zien is. Kort daar na kroopen ze in de aarde, en kwamen niet weder
tevoorfchyn; waar op ik vallllelde, dat ze nu zouden veranderen; des
zocht ik ze na eenige dagen zeer voorzichtig weder op. Toen vondt ik zommigen
in eene kleine verwulfde holligheid nog als Maden, en wel flakvormig
te zamen gerold; zo als de Figuur by Letter /. te kennen geeft. Anderen
lagen reets in gedaante van eene Vloo; doch wit van koleur en zonder beweeging
; dezen waren by gevolg volkomen Vloo-Popppen. Ettelyke der
Cellen,waarin ze lagen, fcheenen met eene foort vanSpinzel omtoogen;doch
aan de meefte anderen was zulks niet te befpeuren. Dit verwonderde my
des te meer, nademaal my niet alleen het gezegde van den Heer Frisch
bekend was, dat de Vloon een Ei , gelyk een Zy-Worm, om zieh heen fpinnen;
maarmy 00k aaiigetoond wierd , dat L e e ü w e n h o e k in zyne Jrc,
Nat. &c,pag. 20. tn Epiß. 76. pag. 329. als 00k D y a c i n c t o Ces-
TONE in de PhHaf. Tranjaä. and CclleB. Sc. Fol. IL pag. 789. het zelfde beweeren.
Dan, fchoon my veele van zodanige Poppen onder 't 00g gekomen
zyn , hebbe ik nochtans nooic een volmaakt Spinzel aangetroffen ; ondertusfchen
kan het wel weezen, dat ze zulks by my hebben nagelaaten,om dat ze
in de aarde bereids eene goede legerftede vonden. Wat 'er van zy, dit is
zeker, dat ze ten minften cok können veranderen , zonder Spinzel te maaken.
Want de Heer t a n Leeüwenhoek verhaalc in zyn bovengemelde
Werk pag. 329. hoe hy dezelven daar in verhinderd heeft, en dat ze evenwel
veranderd zyn. Voorts vond ik aan myne Poppen, ook nog doorgaans den
afgellrookten Maden-balg; die achter aan dezelven hing, en bruinachtig van
koleur was. Ik hebbe hier vorens gezegd, dat de Maden van ongelyke grootte
waren; en dat zelfde befpeurde ik ook nu aan de Poppen: want zommigen
Litt. g. waren zo groot als de Fig. Letter g. uitwyft ; en anderen als die van Letter
en h. fj . onderfcheid my andermaal beiderlei geflacht te kennen gaf. In de
Fig. 8. 8 Fig. zien wy eene Pop van 't Vrouwlyk geflacht, by vergrooting , afge-
Lat. II. beeld; aan welke by Letter 11. de afgeürookte Maden-balg nog hangt; zynde
voor 't overige aan haare zes Pooten, en de geilalte der andere deelen, ge-
Hoegzaam te zien , dat 'er niets anders dan eene Vloo in verborgen zit.
De
V L I E G E N EN M U G G E N . Tab. IT.
'S47
De i'i^ F.g. vertoont eene Pop van 't Manlyk geflacht; die, behalve dat ze t.b. in
altoos kleiner IS dan de eerfle, ook een meer%m hoog geboogen Achterlyffii 9
heeft; welks emde met twee wrattenvormige fpitzen voorzien is; waar tegen
de Wyfjes - Pop maar eene zodanige fpits heeft. Ten aanzien deT koleufe
ziet men aan deze beide Figuuren ook eenig onderfcheid , nademaal de eerüe
zieh wit en de andere zieh bruinachtig vertoont; maar de oorTaak daar van
IS, om dat ik ze met ten zelfden tyde afgemaald hebbe; en de koleur allerg.
nadert, dat de daar m verborgen zittende Vloo te voorfchyn komen Zl
H^r toe heeft ze in den Zomer 11 dagen noodig, en bygevolg e ^ r z o vee'
tyd, als er tot den vollen wasdom der Made vereifcht vJordt; voegeS wv hTer
nog 6 dagen by, na welken de Made uit het Ei komt , zo h bben we Js dagen
of 4 wecken ; gevolglykverkrygt eene Vloo dan in 4 weeke^ van 't
El af, haare vo ledige geftalte: waar toe zy echter in den Winter 6 wecken
noodig heeft. Dit alles aangemerkt zynde mag men wel zeggen daTeene
Vloo, met zo fpoedig als de Paddeiloelen, in einen nacht ontttaat en dat
Dtis hebbe ik myne Vloo-Maden, als gezegd is, met Vliegen en ElbeJ
opgekweekc, doch bygebrek van diergelyke dingen, namen ze ookaHerhande
foort van flym en vuiligheid, voor lief; zo als ik naderhand dikwvis
waargenomen hebbe. En zulks kan ook niet anders weezen; gelrkt he
W y j e zyne Eieren, noch in de bedden, noch in de klederen der^Menfchen
vallen. Zelfs hebbe ik meer dan eens gezien, dat de bevruchte Wyfies tot
omtrentbmten de hairen der Honden kroopen, en dan de E eren v a f zieh
wierpen op dat ze toch niet aan den Hond blyven zouden. By aldien het
zelve zieh als dan in eene Renken, of op eene Meftvaalt bevindt! alwaar zv
zieh gaarne onthouden , zo is dit de belle plaats voor de Eieren • nademaal
de hier uit voortkomende Maden aldaar een overvloed van voedLl hebben
Ook vinden zy daar toe gelegenheid by onzuivere Vrouwsperfoonen en in dé
p m e r s , welken met al te fchoon gehouden worden ;door dien de onde vToon
haare tieren hier en daar tulTchen de reeten en fcheuren van 't houtwerk of
de vloeren inleggen Dit doet my ook het middel ter verdelginge der Vloon
door .den Heer Ii r i s c h aan de hand gegeeven, voor een der b é f e o s :
'''' bevloerde
Kamers in den Zomer, alle maanden eens met kookend heet Water laar
mfchroboen, en 't houtwerk afneemen.- alzo daar- door zo wel de ETeren"
all
L