58o B E S C I I R Y V I N G , ENZ.
M
f
TAB. X. te TUggE als een balibyaldkn zs zieh met haare fcherpe klaauwen niet ergens aan vaß
'•jjeet te houden. Nopens de hairen der Oogen, waarvan de Heer SWAMMEUDAM
hier geivag maakt, fehlet my te binnen,dat ik ook daaromtrent nog iets
te melden hebbe. Aan verfcheiden Infeften, naamlyk, zyn de Oogen met
zeer veele hairen bezet; nu kan ik wel niet ontkennen, dat deze hairen, even
als anderen, hun dienen om daar mede te voelen; waar uit men ligtlyk zou
können ailsiden, dat hun zien enkel in 't gevoel beflond; maar zy können ook,
gelyk de'üogenhairtjes en Wenkbraauwen, de Oogen der Infeilen befchutten;
en uit dien hoofde zal men ze gemeenlyk wel 't meefte aantreffen, aan de zodanigen,
die in gezelfchap en in duiitere Görden te zamen leeven; als daar
zyn, by voorbeeld, de Hommelen eti Byen.
Bovengenoemde SWAMMEKDAM heeft desgelyks de Oogen der Infeften
zeer omilandig befchreeven; en zegt niet alleen , dat de Moornhuid der Infeélen
veele Afdeelingen heeft, maar hy befchryft deze Afdeelingen mede als
zeshoekig en verwulfd of bol; doch van van binnen zyn ze, naar zyn zeggen ,
hol, en vertoonen zieh als zo veel ronde lepels. Vlak achter dezelven heeft
hy even zo veel zeshoekige pyramidenvormige Vezeltjes ontdekt; welken hy
het Druivenhuidje (Túnica mea) noemt; dat in de Byen donker purperverwig,
by andere lnfe£l:en groen , blaauw, of zwart, en aan de Vliegen rood is. De
Heer FÜGET, die een Traktaat over de Oogen derlnfeften gefchreeven heeft,
genaarad Übjervations für les yeux des InfeStes, toont in dat Gefchrift ontegenzeggelyk
aan, dat de kleine hoogzels van deHoornhuid der Infeflen louter linzenvormige
glaasjes, waare kriilalyne vochtigheden zyn ; ja zelfs fchynen zyne
Waarneemingen zeer klaar aan te dulden , dat een iegelyk dezer krillalyne
vochtigheden alles bezlt, wat 'er tot een volkomenOog vereifcht wordt; gelyk
de Heer DE REAUMUR getuigt in zyne Mein, pourfervir á l Hißoire des Infeäes^
Tom. I. pag. 210. Schoon nu de Oogen der InfeSen tot nog zo naauwkeurig
door my niet onderzocht zyn, meene ik echter ten overvloede beweezen
le hebben, dat de Infeiten können Zien; voorts is ook hunne Reuk in myne
befchryving genoegzaam aangetoond; daar benevens hebben wy, in de ontvouwing
van 't byzondere der Springkhaanen en Krekels,reets van hun Gehoor
gehandeld; ook geeven de Rupfen daarenboven, door de verkiezing der Gewaifen,
welken zy tot fpyze gebruiken,duidelyk te kennen, dat haar de Sinaak
niet onbreekt; en wat eindelyk het Gevoel der Infeiften betreft, 't is, uit de
werking hunner Sprieten en Hairen, ten zekerde af te neemen,dat zy 'ergeen
gebrek aan hebben. Wie kan, na dit alles nog twyffelen,of de Infeften,gelyk
andere Dieren, door de goedaartige Natuur met vyf Zinnen begaafd zyn?
E I N D E DES T W E E D E N DEELS.
B L A D -
B L A D W Y Z E R
Der I N S E C T E N J mei derzelver Verandering,
ep de Plaaten van dit T w E E D E DEEL,
afgebeeld.
In 't Voorbericht tot de Eeri l e Claflb der A A R D K E VERS ,
TAB. A. I. T^e zeer groote^ Indlaanfchc^ blinkende^ en zwart•hruim.
Neushoorn-Kever, met tviee bosien elkander ßaande lange
Hoornen Bladz. 10
A. II. De zeer groote en met 3rie Hoornen voorzien zynde Neushoorn-
Kever, anders ook de Fliegende Stier genaamd 16
A. III. Een iets kleiner Indiaanfche Neusboorn-Kever, met zyne hoven
elkander ßaande gaffelvormige Hoornen
Een drievouälg gehoornde Kever zonder Neushoorn 30
Eene uitheemfcbe foort van Neusboorn-Kevers, met een enkelen
Hoorn 23
B. Een zeer zmderlinge , gebochelde en dikki, groen-blinkende
Kever die twee kleine Hoornen op den Kop draagt
Een kleine , donker - bruine Neusboorn-Kever, met twee kleine
jehouder fpitzen
Een donker-roode Kever, wtens bovenvleugels met zviarte
vlakken en punten befprenkeld zyn
Een fehoone dofgroene Kever, met eene Oranje geele bezooming
Een kleine. Hinkende, zwarte , met -mitte punten befprenkilde
Kever
Een rood-bruine Kever, die met witachtige punten befprenkeld,
en met roodachtig-geele hairen begroeid is
Een kleine , zwartblinkende , gladde Kever , met bruine
vercierzelen
23
25
£.7
28
Een buitengemeen fehoone goud- en rood-koleurige, blinkende,
driewerf gehoornde Kever, uit het Koningl. KaHnet van Natuurlyke
Zeldzaamheden te Dresden
Ü9
ñ
E e e e
29
A A R D ^