TM. I.
¡"•s- s
eil 6.
53« B E S C H R Y V I N G dek
langbeenige Muggen te voorfchyn ; die teh eerden, zo dra haare Vleugelt
en overige Ledeii de behoorelyke hardigheid en ftyvigheid verkreegen hadden,
te zamen paarden , en eenigen tydlang aan elkander vail bleeven *.
Daar door nu wierd ik niet alleen verzekerd, dat ik beiderleie Gellacht
voortgeteeld had;maar ik ontdekte ook,na een naauwer onderzoek,ten allerklaarfte
bet onderfcheid desGeflachts. De jii^ Fig. vertoont het Mannetje,
en de Fig. het afbeeldzel van 't Wyfje; beiden in derzelver natuurlyke
grootte. Dit laatfte is niet alleen door de g r o o«e ,ma a r o o k door het dikkerAcht
e r l y f , mitsgaders door de daar aan zittendeLegpyp.van 't eerileonderfeheiden
HetVoorlyfis aan deze foort zeer verwiilfd;en hesft.benevens dezeer
kleine nederwaarts ilaande Kop.eene fluweel zwarte grondverwe ; die echter
met veele dtroen - geele vlakjes vercierd is. Aaneene andere grootere foort
js dit Voorlyf alleenlyk bniin De ronde Kop dezer Muggen, hoe klein
dezelve ook zy , heeft toch een nog dunner hals, die denzelven eenigzins
van 't Borlliluk afzondert. Van vooren is hy met een breed en zwart
fr.uitvormig deel voorzien; aan 't welke twee hair-dunne tong-vezels zitt
e n ; die even zo lang , en als eene f nederwaarts geboogen zyn. Boveü
de beide oogen is een geel vlakje, en daar aan een paar hairvormige, kört
e , en opwaarts ilaande Sprieten te zien. De zes Footen hebben hunne
inleding onder het ronde 13orftIhik; en zyn van zulk eene lengte, dat ¿en
derzelven de lengte van 't gantfche ]yf des Schepzels bykana tweemaal overtreffe.
leder ]?oot beilaat verder uit vier deelen of leden; de bovenfchenkel
aan 't Borttftuk is Oranje-geel; doch de overigen zyn zwart. De
twee doorzichtige Vleugelen hebben , boven aan 't voorfte deel, hunne
inleding; dezelven zyn aan den rand, alwaar de dikfle äderen doorloopen,
bruin ; en aan 't uiterile einde vertoont zieh in ieder van dezelven een
zwart vlakje; dat zieh in eene te rüg loopende linie verlielt- Gelykerwyze
nu de Vliegen en Muggen van de Wespen, en andere Infeften, die vier
Vleugels hebben , daarin onderftheiden zyn , dat zy 'er maar twee bezitten
; zo hebben ze ook hier in nog iets byzonders, dat ze met een paar
K o l f j e s , in plaats van de Ondervleugelen , voorzien zyn ; welker gebruik
echter niet wel te bepaalen is. In de 51« Fig. ontdekt meü een dezer
Kolf.
* In'c jaar 1767• zag ik? in de maand Mai, deze foort van Mnggen gepaard door ds lucht
vliegen , en zieh eindelyli aaii een Perfikeboom derwyze nederzecten, dac liet diklyvig Wyi'je
bpvenwaarts en hec Mannecje onderwaarrs kwaine te zictcn. In deze gefleicenis bleeve» ze
eenige uuren, zohder de minfte geile beweeging, aan elkander vall, eer ze van een fchcidden.
Kor: na deze Paaring kreeg ik van dit Wyfje meer dan 100 diergelyke Eieren, als de
Heer R'öfel Tab. I. Fig. 7. natuurlyk , en Fig. 8 by vergrooting beert afgibeeld. Toen ik
mi deze Eieren , eenigen tyd na dat ze gelegdnvaren , door een Vergroorgias befchouwde,
ontdekce ik; dat ze wel meeftai glad,doch in ds iengce nochtans met eenigeVoorentjes doorloügejj
waren. .
'V L I E 0 E N E K M U G G E N. Tab. X.
Kötfjes;het welk de g'i'Fig. by vergrooting vertoont. De Heer de Reau-t,ii r.
IIBR bekent ni zyne Mumrien, Tom. If^. pag. 253., dat hy het gebruik der-/-Vf. 9.
zelven niet weete. De Heer D e r h am zegt in zyne Gadgeiecrde Natuurkumle
pag. 192. , dat zy het lyf van 't InfeS in evenwicht'houden ; en de
Heer Fki s c h betuigt , in zyne befchryving van allerleie Infeiten , VI"!«
Deel, pag. 26., dat hy van 't zelfde gevoelen is ; en noemt ze daarom Ge-'
wicht-Kolfjes. Ondertuifchen, het zy wy 'er de nuttigheid van weeten of
niet, dit altbans is zeker , dat 'er alle Muggen en Vliegen mede bedeeld
z y n ; hoewel ze aan de laatftgemelden niet zo blykbaar in 't 00g vallenjaangezien
zy in de laagte, tuilchen het Voor- en Achterlyf, eenigzins verborgen
liggen *.
§• ß. -
Laat ons nn nog het Achterlyf eens befchouwen. Hetzelve is aan 't Man-
Betje fig. 5., gelyk ik boven reets gezegd hebbe, veel dunner en ranker, dan
aan 't Wyfje Fig. 6. Aan 't eerftgemelde eindigt het ilomp, met twee kleine
fpitzen;, welken ter vafthoudinge dienen. Deszelfs koleur is meerendeels
graauw , en ter zyden heeft het eene rei langkwerpig overgeboogen geele
ftreepjes; die aan 't Achterlyf van 't Wyfje merkelyk grooter zyn; en zieh
veelcer als vlakjes vertooneii, die eene geele koleur, en van onderen zodanfg
eene zwarte bezooming hebben, dat zy 'er fchubbenvormig uitzien. De benedenile
helft van dit Achterlyf, is aan 't Wyf j e tneeilal graauwachtig; doch
het laatfte L id, en zo oak de fpitze Legpyp, fchynt geel-bruin. Het uiterfte
einde dezer Legpyp is dubbeld, en zeer teder. Door middel van dezelve
legt het Wyfje zyne Eieren in eene brosfe aarde; en by deze verrichting zet
het zieh mdiervoege op de Pooten, dat het lyf recht op en neder te ttaan
kome; in. hoedanig eene gefteltenis het geduurig voort huppelt, terivyl het
telkens, onder die beweeging, een Eitje in de aarde laat vallen; het welk
z o lang duurt, tot dat het alle zyne Eieren kwyt is. De Fig. vertoont Fig. 7.
ons ettelyken dezer Eieren, in hunne natuurlyke grootte; en de 81'« Fig. een Fix 8.
derzelven by vergrooting; waar uit falykt, dat ze langkwerpig rond, en blinkend
» Deze Kolfjes fchynen hier, naar myne gedachten, tot een gamfch ander ehrie te weezen, da»
om het lyi dezer Infefleu in evenwicht te honden. Het komt my voor,, dat ze eieenlyk, doof
hiinne werveljchtige beweeging , in 't vliegen , 20 veel inchts onder de Vleugelen dezer Ii-,
feilen dryven , als zy tot de vliicht noodig hebben. Dit lian inzonderheid hier aan blyken
doordien deze Infeften zeer onbekwaain tot Vliegen fchynen, wanneer raen hnn deze Kolfie>.
mtneemt, en dezelven aflhydt. Derhaive ben ik van oordeel, dat deze werktuigies veele«
den caam van Wind- of Vlieg. Kol f jes, dan dien van Gewicht-Kol f jes, verdienen.
Kleemamn,.
Ii'.