3(54 EESCHRYVING DER S P R I N G K H A A N E N EM
Tm.XV.„ Land (van welken veelen milTchien van weinig 'gebruik zyn voor den
„ Menfch) (Irekken echter den Vogelen , den VilTchen den
, „ Dieren, en malkander, zo wel als andere Sek Ä voor Z z e '
„ voor levensmiddelen en tot welftandt, voor wefc de g S e dt van
§. II.
AI wat nu hier door den Heer D e r h am, nopens dit flas van Scher,.^
h n m -t algemeen gemeld is, Word ook by onzen grooten Wld-KrekeUe
vonden; en dezelve heeft insgelyks zyne nuttighei® Volgen te beric "t
jongen vangt; nademaal zyn fnavel zo niet gefteld is, dat hy e e ^ i u d n Kre
kel van deze foort bedwingen könne. OndertulTchen i f ' t echter u i f ™
eene foort van grcote Aard-Madtn" ¡ r o T e i n ^ X ^ r ' ^ Terftg^.
de byt zowel als deze groote Veld-Krekel, de wortelen der ¿ S e n J
en delaatften zyn den Liefhebberen der liljemen een gehaat Inftft nader
i :4faan voorna am. j k opzoeken, dezelvefdoorbioil^'endu;
Doch, om weder bepaaldlyk op onzen Veld-Krekel rp kompn
«ulTchien de nuttigheid van d i^Inf^a nog können v e r t l J d e r ^ T d ö o r T S
ling,
K R E K E L S DEZER L A N D E N . Tai. XV. 305
ling, dat dezelve den menfchen mede tot Voedzel diende. In hat Voorbe-Tab. XV.
rieht dezer Claffe is reets gezegd , dat men zieh van de Springkhaanen ter
fpyze bedient; en hoe 'er Menfchen geweeft zyn , die beweerd hebben, dat
het den Rinderen Ifraels geöorloofd wäre dezelven te eeten , om dat ze op
vier beenen gaan, gefpleeten klaauwen hebben, en bovendien zo wel met de ter
herkaauwinge noodige Tanden als Maag Yoorzien zouden zyn: doch dit alles
i s , even zo goed als aan den Springkhaan, by onzen Veld-Krekel te vinden;
derhalve zou hy, die den Springkhaanen voor eene lekkere fpyze houdt , zicli
eck, by gcbrek van dezen, wel van onzen gevleugelden Mol-Krekel können
bedienen, waar by ik dan wenfche, dat hem die maaltyd wel bekomen möge!
Maar ik blyve by myn voorig gevoelen , en kan niet gelooven, dat, om de
aangehaalde reden, het eeten der Springkhaanen den Kinderen Ifraels geöorloofd
zal zyn geweeil; ook zal ik tegenwoordig den geéerden Leezer, met de
herhaaling van 't gene in ' t Voorbericht, en in de befchryving der grootlle
Springkhaanen dezes Lands, gezegd is , niet ophouden ; alleenlyk moet ik
' e r , raakende de herkaauwing, ter dezer gelegenheid nog iets byvoegen. Ik
hebbe bevoorens al aangemerkt, dat zo wel de Heer W e l s c h , als de Heer
M u r a l t , onzen grooten Veld-Krekel ontleed hebben; en nu voege ik'er
by, dat O l i g e r u s J a c o b /e u s het zelfde gedaan heeft; (zie Banhol. Alt.
Httfruenf. Vol. IF. pag 9.) Deze drie Heeren zyn gelyklyk van gevoelen, dat
dezelfe, uit hoofde van zyne Maag, onder de herkaauwende Dieren te rekenen
is, fchoon ze, nopens het getal der Maagen, niet overeenilemmen; ge-
I j k c e n i e d e r , die lud mögt hebben deze Schryvers zelven teleezen, by gebrek
van hunne Werken, in de Mericohgia van den beroemden J. C. Pei-
JEIIS, fag. 7. enz. zien kan; alwaar men hunne gevoelens, betreffende deza
Maagen, by elkander vindt. Doch Peijers, áis dezelven, terwyl hy een gantfch
Traktaat van de herkaauwende Dieren fchreef, met eene zonderlinge vlyt
onderzocht heeft, beweert geenzins, dat de groote Veld-Krekels herkaauwen.
Want pag. 8. zegt hy: Dü houde ik voor otibeiwißbaür^ dat de Maagen
dir Mol- Krekels met eene byzondere kunß zodanig toebereid zyn, dal 'er meer in dezshin
verriebt fchynt te worden, dan eene gemeene verduwing vereifeht. En pag,
J98 en 199. laat hy zieh aldus hooren: Doch gelykerwjze wy de herkaauwende
Dieren verdeeld hebben, zo moet ook het herkaamen in een wezenlyk en een fchynhaar
(ruminatio fimulata) herkaauwen verdeeld worden; wamieer 'er naamlyk, terwyl
het geen, dat inzonderheid tot de herkaauwing vereifeht word^ ten deele ontbreekt,
iets, dat naar het herkaauwen gelykt, gefehiedt. Op deze wyze vertoont zieh by de
Zee- en Rivier-Kreeften alleenlyk iets dat naar eene herkaauwing gelykt, fchoon zy de
fpyze mg eens kaauwen: dewyl ze dezelve niet in den mond te rüg haalen, maar met
ie Tanden hunner Maagen vermaalen: want voor de tweedemaal flokken zy dezelve
niet weder uit den mond, maar uit den Krop nederwaarts. Het rechte herkaauwen
eitidelyk komt in 't byzonder den Fiermetigen Dieren, en onder dezen voonaamlyk het
Vte toe. Men befpeurt xulks ten klaarßen aan 't Liimdvee, vervolgens aan de Her-
^ii Deel ids Stak. Aaa ten.
íl