'i '<¡1
Tií. X.
•i i'i •
R > . 1
¿.ett.
B E S C H R Y V I N G Dss
haar'verblyf te voorfchyn komt , of 'er doorheen byt , zo kan ik ook niet zeg.
g e n , of ze wel door het Ei heen breeke; ik zou veel eer gelooven, dat de
Kíerlchaale haare eerlle fpyze zy, en dat ze, na derzelver verteering, het
lap of inwendige merg haarer wooninge begint aan te tallen. Dewyl nuondertuíTchen
het gene, dat 'er van verlooren gaat door die verteering , gediuiriff
weder herfleld wordt door het toevloeiende fap, zo blyft niet alleen de biü.
t e n f t e huid der builen onbezeerd , maar zy wordt ook gedtmrig harder en
g r o o t e r , ende buil krygt teffens van binnen eene ruimer holligheid. Verraits
ik nu menigmaal veelen dezer met builen bezette bladeren verzameld, en
' e r vcelen van verfcheiden grootte en ouderdom geopend hebbe , zo is my
ook de Worm in dezelven van eene verfchillende grootte voorgekomen. De
grooiílen en volkomenllen waren zelden langer dan een derde van een duim,
aan 't Achterlyf zyn ze dun, en van vooren naar den Kop, die klein en rond
i s , en zig blinkend zwart vertoont, valt het lyf iets dikker , dan van achteren.
Hy is over 't algemeen Okergeel, van vooren met zes klaauw-pooten,
en van onderen aan 't lyf met twaalf ílompe buikpooten voorzien ( zie de
2de fig.). Alzo nu dit getal der Pooten grooter is, dan dat der Rupfen,
die in Vlinders veranderen, ZO 11061116 ik d6Z6 XviipSj i> 47^»
l e e t s gezegd is, eene Baßerd-Riips,
l- 4.
In de wooning of den ball dezer Bailerd-Rupfe hebbe ik altóos eene menigte
van haaren drek gevonden , die doorgaande groenachtig van koleiit
w a s ; e n derhalve kan ik het gezegde van den Heer FRISCH niettoeilemitien,
•wanneer hy in zy l ü ^ ' Deel pag- 31. voorgeeft, dat de Worm dczcr Eaßerd-
Rupfe alzo min vitUigheid van zieh geeft, ais een Kind in des Moeäers lyf . Wyders
hebbe ik, niet zonder verwonderinge, aan deze biiilen waargenomen,
dat ze zomwylen doorgebeeten worden van andere kleine Sluip-Wespen, die
' e r alsdan in kruipen; de Bailerd-Rups met haare Eieren beieggen, en vervolgens
weder wegvliegen. Zodanige kleine gaatjes , als 'er in den buil van
de i"' Fig. by Letter a. te zien zyn, geeven dienvolgende altoos te kenn
e n , dat 'er vreemde Gallen van deze foort in huisvellen; het welk menigmaal
veroorzaakt heeft, dat ik myne onderzoekingen omtrent deze builen
hebbe moeten herhaalen; om de waare Wesp, die uit deze Bailerd-Rupfe
gebooren wordt, recht te leeren kennen. De valfche Wesp , 't is waar, is
wel iets kleiner dan de echte; maar ze zyn nochtans elkander tamelyk gel
y k ; en zy bedient zieh, by haare verandering, ook van geene andere woo.
n i n g ; zo dat de eene ligtlyk voor de andere könne genomen worden. Zelfs
••zou het , wanneer twee Schryvers de verandering der Infeflen in diergelyke
t u i l e n befchieeven, zonder iets van deze Sluip-Wespen te weeten, wel kennen
HOMMELEN en WESPEN. Tab. X. 5 ' 5
tien gebeuren-, dat de een beweerde, dat de daaruit voortkomende WespTjn. X,
graauw, en de ander dat ze zwart is.
Wanneer nu onze Bafferd-Rups het geluk gehad heeft van bevryd te blyven
van dezen haaren gemeiden vyand, en diis in haare wooning volwallen
geworden is, zo omjpint zy zieh eindelyk, in den Herfil, in dezen buil met
e e n b r u i n , eivormig, vail fpinzel, zo als'er een in de Fig. onder't oog S'-
iit is. Wanneer dan vervolgens, ten einde van den Herfi l, de boomen
han cieraad van bladeren verliezen, zo valien ook deze met builen bezette
Wilgebladeren ter aarde ; en de daar inzynde Bailerd - R u p f e n blyven voorts,
den gantfehen Winter over, in haar Spinzel liggen, tot in de mzwà April ;.
wanneer ze eeril veranderen in Poppen. Hier op komen 'er in de volgendo
maand Mai^ ook zomtyds laater , zulke Wespen uit voor den dag, als diegenen
geweell zyn , welken haare Eieren in de Wilgebladeren gelegd hebben;
hoedanig eene'er in de 4''' Fig. te zien is. Van deze Wespen hebbe ß j . jt^.
ik 'er in de m.aand Mai zomtyds zeer veel gekreegen uit de Wilgebladeren ;
welken ik in een Glas, halfwegen met aarde gevuld , bewaarde. Mannetje
en Wyfj e zyn elkander bykans volkomen gelyk ; alleenlyk heeft het laatfle
een iets dikker Achterlyf, en aan 't uiterfte lid eene zaagvormige Legpyp;
die men echter niet gewaar wordt, ten zy men het Achterlyf drnkke; en alsdan
komt ze wel baiten het lichaam, maar dezelve is zo klein, dat ze met
behulp van een Vergrootglas diene befchouwd te worden. De Sprietjes dezer
Wespe hebben voor aan dikke kolfjes, en zyn ook, benevens de zes Pooten,
geel van koleur; doch ora hunne tederheid heeft men 'er in' t afzetten die
koleur niet aan können geeven. Het lyf daarentegen is over 't geheeP
zwart. Zy draagt haare Vleugels vlak over 't lyf geflooten, en de twee bo-.
venften zyn aan den buitenrand met een zwart puncje getekend.
. 7 y=f3t
§.
Zo wel de Heer S-WAMMERDAM , in zyne -Bii/. Tcm. IL pcig
tra., als de Heer DE REiüMUR, Toi«. III. Mem. XII. pag. 435. befchryfc
ds builen aan de Wilgebladeren, benevens het daar uit voortkomend Infe6l;
en beiden zeggen ze, dat de Bailerd - R u p s , die in deze builen woont, zieh,
eindelyk uit haare wooning in de aarde begeeft; daarin naderhand haar Spinzel
maakt, en voorts tot aan haare volkomen verandering blyft liggen; dat
niet overeenkomt met myne hier gegeeven befchryving. Zouden deze Heeren .
ook wel een anderen Worm, dan ik, in die builen gevonden hebben? Dit.
komt m j seer waarfchynlyk voor: want, behalve dat 'er veelerleie foorten
vao-
MÈ
e t : I'