1
25« VOORBERICHT TOT DE BESCHRYVING DER
s.
Het geflacht der Springkhaanen beftaat voornaamlyk in twee
Hoofd-foorten ; te weeten , dat der eigenlyk genoemde Springkhaanen
zelven, an dat der Krekels. De eerften leveren in onze
Geweilen zeer veele, en byna ontelbaare foorten, uit; waar tegen
'er van de anderen flechts weinig können getoond worden. Byaldien
raen de Springkhaanen , ten aanzien hunner groote , wilde
verdeelen, zou het eene vergeeffche moeite zyn ; want de eigenite
foorten, die , in onze Landitreeken , eene geringe of middelmaatige
grootte hebben, worden in andere en warmer Landen
veel grooter bevonden. Zo ze in onderfcheiden foorten verdeeld
moeften worden, zou, myns oordeels, het kenteken des onderfcheids
van de Wyfjes te neemen zyn ; naderaaal zommigen derzelven,
en wel meerendeels de grootile foorten, eene legpyp hebben
, die men aan anderen niet vindt; en waar mede ook twee
my bekende Krekels voorzien zyn. Dat ik nu de Krekels by de
Springkhaanen rekene, de rede hier van is, om dat ze voornaaml
y k drieerleie Eigenfehappen met elkander gemeen hebben. Dezelven
befbaan inzonderheid hier in. (i.) Beiden zyn ze van achteren
met Springpooten voorzien; echter fpringen of huppelen eenige
meer , anderen minder. (2.) Zo dra het Mannetje zo wel
der Springkhaanen als der Krekels, zyn volkomen wasdom bereikt
heeft, zoekt het zieh te paaren; en "maakt, om aan 't Wyfje zynen
luft te kennen te geeven , en hetzelve tot zieh te lokken,
met zyne vleugelen een fcherp en trillend geluid. fa.) Voorts
bevinden wy ook, dat deze tweeerleie Schepzels eenerlei voedzel
gebruiken, beftaande in gras , loof, graan , fchorfen, wortelen en
diergelyken. Hierin komen gevolglyk de Springkhaanen en Krekels
met elkander overeen ; maar ze zyn wederom voornaamlyk
daarin onderfcheiden, dat de laatften , tot hunne veiligheid , verborgen
gangen en wooningen onder de aarde maaken, nog voor
den Winter uit de Eieren voortkomen , en dus reets in 't Voorjaar
hunne volkomen grootte hebben ; waar tegen de Eieren der
Springkhaanen den Winter over, zo wel in- als op de aarde blyven
S P R I N G K H A A N E N EN K R E K E L S . 25?
ven linsen , en zy eerft in den Zomer hunne volkomen grootte
bereiken Van het onderfcheid der gedaante zal ik thans geen gewag
maaken; dewyl we, by de byzondere befchryving , daar toe
wel gelegenheid zullen krygen.
§. 3-
Een Infeft, 't welk geene Springpooten heeft, met zyne vleuseien
geen geluid maakt, zieh met geen gras, graan, en diergelyken
voedt, rekene ik niet onder het geflacht der Springkhaanen:
en derhalve hebben zy, myns achtens, gedwaald, die zodanige
Schepzelen onder dezelven geteld hebben, welken zieh met andere
Infeften voeden. Ook zou ik den zulken myne toeilemmmg
niet können geeven , die de Blad - vloon voor Springkhaanen
houden , om dat ze met Springpooten voorzien zyn : want hun
ontbreekt de eigenfchap van een trillend geluid te maaken. Doch
de bovengemelde drie Hoofd - eigenfchappen zullen by alle Infecten,
welken ik Springkhaanen noeme, gevonden worden, zy mögen
inlandfch of vreemd, groot of klein, en bovendien , ten opzichte
der Koleure, nog zo verfchillende zyn.* En fchoon de onder
• Schoon ik nog niet gezind zy, het geflacht der Springldiaanen in meer dan eene
Clane te verdeelen , als niet twvffelende , of'er zyn ons, uithoofde van de
aroote tnenigte, nog verfcheiden foorten onbekend , zo fchynt echter die foort
van Springkhaanen, welke hairdunne fprieten, aan de pooten vierledige voetbladen,
en daar benevens zodanig een hals - o f rugfchild heeft , dat van achteren
niet fpits toeloopt , en welker Wyfjes met eene Legpyp voorzien zyn, eene
byzondere ClaiTe uit te maaken. En zo fchynen ook die foorten, welken körte
dikke fprieten, en daar by gemeenlyk maar drieledige voetbladen, benevens
een van achteren fpitstoeloopend rugfchild hebben , eene byzondere Clalfe te
vereifchen; en wel des te meer, nademaal banne Wyf jes zelden met eene Legp
y p , of ten minflie maar met eene zeer körte voorzien zyn. Ondertulfchen twyff
e l e ik niet, of 'er ook nog andere foorten van Springkhaanen können zyn,
welker kenteken twyffclachtig is: maar diergelyke Infeflen zyn gemeenlyk flechts
ondergefchikte en zodanige middelfoorten , als men bv andere Infeaen-Clasfen
aantreft ; die men derhalve of als enkele uitzonderen , of als tuflchenfoorten
van zodanige ClaiTen Hellen kan. , D e Liefhebbers der Infeften zullen
z e l f s onder deze Verzameling een paar zodanige twyffelachtige Springkhaanen
aantreffen , die eene uitzondering van den gemelden regel fchynen te maaken»
Betreffende de Krekel -foorten, zo is uit derzelver gantfche gedaante ligtlyk te
K k 3 be