502 E S C H R Y V I N G d e r H O M M EL E N EW W E S P EN. Tab. Vil. 503
TAB. VII. Zodi-a deze Wespen - Maden tot haaren vollen wasdom gekomen ZYTI, ETI.
op het punt ftaan van te veranderen, fluiten zy haare Cellen toe. 'J en dien
einde maakcn zy een Spinzel, dat, van binnen hol en van buiten verheven,.
een volkomen Dekzel gelykt, het welk iets witter van koleur is, dan 't ove.
rige Neil. Om deze byzonderheid diiidelyk aan te toonen, op dat men begrype
hoe znlke bedooten Cellen 'er uitzien, hebbe ik dat Neil in de 2
het onderfte boven afgebeeld. Men ziet 'er ia hetzelve niet alleen verfchci..
den ledige Cellen, welken de nog jonge Wespen reets verlaaten hebben;nwar
00k ziilken, waarin nog Maden van verfchillende grootte zitten; en wyders
befpeiirt men 'er behalve die geenen , welken de Maden, als gezegd is,,met
haar Spinzel gelboten hebben, 00k eenigen Cellen die nog niet geheel vol.
tooid, en echter reets met een Ei bezet zyn. Wanneer nu de Made haare
Celle toegefponnen heeft, zal men dezelve, na eenige dagen, reets in eene
andere gedaante , in deze haare behuizing, vinden; alzo ze haare voorige
huid afgelegd heeft; die achter in de Celle te zaraen gekronkeld gevondenlian
fig. 6. worden; en dan vertoont zy zieh, zo als ze in de 6"= Fig. afgebeeld wordt.
Deze brengt ons eene Wespen-Pop onder 't oog; en wel in zodanig eene ligging,
gelyk ze in 't Neil: van de 1«= Fig. gezeten heeft; dat is, met den
Kop naar beneden. Haare gedaante geeft al in den eerllen opfläg te kernen,
•welk een Schepzel men 'er uit te verwachten heeft; fchoon de Vleugelfcheeden
nog kort, en de overige deelen en jeden , die, met een dim hiüdje overtoogen,
wel gefchikt byeen liggen, meeilal helder Oker-geel zyn. Doch de-,
ze koleur verändert van dag tot dag , en hpe ouder de Pop worde, des te
meer komen ook de donkere vlakken daar aan te voorfchyn Ziilk eene Pop
blyft, des Zomers , 14 dagen in haare Cellen liggen; alsdan maakt de in 00
dünne Poppenhaid verborgen zittende Wesp zich-zelve los; iloot met haaren
Kop het dekzel der Celle open; en vertoont zieh weldra als een den Oude.
ren volkomen gelykend Schepzel; dat insgelyks reets in ftaat is, om zyn Ge.
flacht voort te planten; waar toe het ook gemeenlyk by en omtrent het ouds
Neft blyft.
Om nu voorts deze Wesp wel te leeren kennen, ten einde dezelve van anderen
dezer Clasfe te onderfcheiden , zal 't noodig wezen, dat ik haar nog
Kg. 7. watomilandiger befchryve; waar toe my de 7''' en 8 figuuren ter \>erklaa-
£u 8. linge zullen dienen. I>it flach van Wespen komt, met anderen dezer Clasfe,
p in veele aukken overeen. Haare Vleiigels fchynen zeer fmal; het welk TAB. Vir.
on'tftaat, uit hoofde dat ze haare Bovenvleugels altoos te zamen gevouwen
draagt; zo dat ze Hechts de helft hunner breedte vertoonen; en dat zulks een
algemeen Kenteken van de Wespen der Eerfte Clasfe is, hebbe ik alrede in
•t yoerberich, ^ 5. gemeld. Wyders is ook de vereenigmg van t Achterlyt
met het Borftftuk, iets dat mede by andere Wespen gevonden wordt, inzonderheid
merkwaardig; vermits deze beide deelen,door een zo dun kanaal,aan
dkander hangen,dat men zieh verwonderen moete,hoe zelfs de tederfte fpyze,
door zulk een dun pypj'e, könne komen. Eindelyk ontbreekt het onzer
tegenwoordige Wespe, zo min als den anderenhaarerClasfe,aan eenenm het
lyf verborgen zittenden Verweer-Angel; welks fteek zo wel zwelling als pyn
veroorzaakt; en dien ik in 't vervolg niet alleen nader befchryven, maar ook
afirebeeld onder 't oog brengen zal. Na deze algemeene Kentekens onzer
Wespe, zullen wynu nog eens haare byzonderheden befchouwen. De Kop
en 't Voorlyf hebben meerendeels eene zwarte grondverwe; tuffchen de Gebittang
zit eene zwavel-geele Lip, en daar tegen over ziet men twee gelyk
koleurige punten. De Kop is van vooren met een zwavelgeelen dwarsftreep
vercierd; en de bovenvlakte van 't Borlliluk heeft, naar achteren toe , mede
eenige geele vlakken, die insgelyks, ter wederzyde, by de inleding derVleugelen,
paars wvze gezien worden. Het Achterlyf, welks afdeelingen zo veele
fchubben fchynen, is zwart en geel; en deze beide koleuren zyn in diervoege
verdeeld , dat ze als zaagvormige (Ireepen voorkomen. Ook zou men, wanneer
het geele aan dit Achterlyf eene enkele vlak uitmaakte, en zulks by het
zwarte mede plaats had,bevinden, dat 'er van de eene koleur zo veel was als
van de andere; zo dat men eigenlyk niet könne zeggen, welke van beiden de
grondverwe genoemd moet worden. De Sprieten aan den Kop zyn niet zeer
lang, en rood-geel van koleur. Ze laaten zieh, volgens hunne gefteltenis ,
in twee deelen verdeelen: want de eene helft is kolfachtig, en hangt iets nederwaarts
geboogen; doch de andere, die haare inleding aan den Kop heeft,
is veel dunner. Het grootfte gedeelte der zes Pooten is Oranje-geel; maar
ter piaatze, daar ze hunne inleding hebben, en ter helfte van het deel, dat
jnen de Bovenfchenkel kan noemen, zyn ze zwart. r-
§. 9.
Schoon eene groote menigte der Infeaen , na de voleindigde verandering
paare vervolgens Eieren legge, en dan fterve; zo hebben echter de
Wespen dezer Clasfe daarin iets byzonders, dat ze haare Jongen, ik meene
de uit de Eieren voortgekomen Maden, fpyzen en voeden. Ze leeven
derhalven, in die opsichc, niet alleen langer , dan anderen, maar moeten
S s s a oo k j