I'n
Ii'
ii
Siilis
IPEii
S8« VOORBERICHT TOT DE BESCHRYVING DER
TAS. V. ilaaf, waarvan het laatfte Hd, aan 'c einde , een paar naar beneden
gekromde, haakvormige, fcherpe klaauwen heeft; met welken
ook de overige pooten voorzien zyn. Men vindn diergelyke klaau.
wen niet alleen aan alle foorten van Revers, maar ook zyn 'er al.
le Infeften, die in 't kruipen eene vafthouding noodig hebben,
mede voorzien. Voorts moete ik hier alleenlyk nog aanmerken,
dat ik, in myne afbeelding, de koleuren van dit Infeft eenigzins
frischer gemaakt hebbe, dan ze aan 't origineel zyn ; 'c geen dezulken
, die zodanige origineeien bezitten, gereedlyk ziillen befpeuren;
want niet aüeen veranderen en verflaauvven de koleuren
door den ouderdom; maar ook können de in 't achterlyfgebleeven
vuiligheden, voornaamlyk door de verrotting, dit deel een gantfch
ander aanzien geeven.
s. =9.
'c Is bekend, dat wy niet alleen in de H. Schrift, maar ook in
veele Reisbefchryvingen aangemerkt vinden , dat de Springkhaanen
den menfchen tot fpyze dienen; en 't is zeer waarfchynlyk , dat.
men 'er veel eer de grooten, dan de kleinen, tos. verkiezen zaL
Ook weet men, dat het byna een algemeen gevoelen is, dat men
door de vvoorden Levit. XI. vs. 22, [zo als ze in den gemeenen
Hoogduitfchen Bybel onvertaald gelaaten zyn , ] Jlrbe met zynen
am, Selaam met zynen aart, en Hargol met zynen aart, en Hagab
met zynen aart, enkel Springkhaanen heeft te verftaan. Dan
dewyl die zaak echter tot nog niet beilift fchynt, zo zullen myne
geeerde Leezers my wel toeftaan, dat ik ook by deze gelegenheid
myn gevoelen desaangaande openbaare ; het welk ik te vrymoediger
waage, doordien verfcheiden begunftigers my daarcoe aangefpoord
hebben: nochtans moete ik 'er te gelyk by zeggen, dat ik
het zelve aan niemand begeere op te dringen, my gaerne van het
tegendeel wil laaten overtuigen, en bygevolg niet genegen ben om
met jemand daar Over te twiften. Doch eer ik myn gevoelen voordraage
, moete ik hier kortlyk melden , wat 'er my gelegenheid
toe gegeeven heeft; te weeten , eene voorilelling , welken ons in
de Bayreutjche weekel^ke uittrekzels, uit de nieuwße Kerkelyke- Ge-
S P R I N G K H A A N E N EN K R E K E L S . ¡¡87
kerde- Natmr- en Konß • gefchiedeniJJ'en , in de zevende weeh denr,-,. v.
IS February i7AZ-P^S- voorkomt, en aldus luidt. Mm heeft tot
hier aan toe fleeds de Fogelen met vier pooten, maar te vergeefsch,
sezocht; en fchoon men m hejchryvingen van de Bieren in alle Landen
des Aarbodems hebbe, zo zyn 'er echter de viervoetige Vogelen,
die geen misgeboorten zyn, niet ander te vinden. Men heeft uit eene
niet al te ivel getroffen Overzetting der piaatzen Levit. Xi. vs.
20 en 23. aanleiding tot dit gevoelen genomen, en de meeße Uitleggers
hebben, uit Jlrbe, Selaam, Hargol en Hagah, Springkhaanen willen
maoken. Doch de Springkhaanen hebhen geene vier, maar zes pooten,
en huppelen met twee derzelven ,• invoege, dat dezen aldaar onmogelyk
können verftaan worden. Doch in 't Hebreeuwfch ftaat niet van vier
voeten, maar van de vieren der twee yoeten. Gelyk nu by de viervoetige
Bieren de reinheid of onreinheid uit de pooten, naamlyk uit de
gejpleeten klaauwen en het herkaauwen, erkend moeß worden: zo heejt
God ook hier een äuidelyk en gemaklyk Kenteken ter onderjcheidinge der
reine en onreine Fogelen gegeeven. Bezulken naamlykmoeften voor rein
gehouden worden, welker twee pooten zieh ieder in vier toonen verdeelden,
maar die niet huppelden-, naamlyk Arbe met zyn aartenz. Bienmlgens
is het nu ligtlyk te beflijjen, zvelken deze vier zogenaamde foorten
van Vogelen zyn, en men behoeft ze miffchien niet alleen in de Oosterfche
Landen te zaeken. De Vledermuis, [by ons de ICaauvv,] is in
het I "ide Fers verbooden, en behoort ook niet onder de Vogelen, welken
op vieren der beide pooten gaan.
5. 30.
Dit voorftel nu heeft my, als gezegd is, aanleiding tot myne onderzoeking
gegeeven; waar by ik de volgende waarheden ten grondflage
gelegd hebbe, welken, zo ik denke, geen tegenfpraak lyden.
L De Almachtige en Alwyze Schepper is een God van Orde, gelyk
uit alle zyne Schepzelen af te neemen is. II. Mozes was buitentwyffel
een grooter Natuurkundige, dan'er millchien ooit een gevcnden
wierd, of nog heden ten dage is. III. Dewyl Mozes juifb niet met
louter geleerde Lieden te doen had, zo heeft hy zieh, in de opgave
der Kentekenen van reine en onreine Dieren, van zodanige woorden
O o 2 be'-