m
I ;
3fio BESCHRYVING DEK S P R I N G K H A A N E N Eti
TAT. xv.achterlyf verbeeiden; welke hetzelre zeer weinis bedekt en 7\ch «n^ T »
^ r T e g t s T Z e b i e i ^ d h e i ' r ® ^ ^ ^ njiddeTi^ls':" Dan alhoewll
S ' e n f k 1 1 zyne vleugels S r f d
had, en ,k kan nog n.ec gelooven.dat ze op de boomen zouden vliegen aan
H e T " 'eiw "u^rof r i ed^^r i ? ergens-neu ¿ i cnt e r i j l , uK 8 ot 9 leden beilaande, is van boven barauni nv- afwt et:l®ke^ ™ ".
z i c h e v e n w d aan dezyden, en van ondeien , in eene gee a T h d X Ä "
• "" hier de J e e a?hSe
Spnngpooten de beide andere paaren in lengte overtreffen echrertn
S r uit h o o « '^" op h e l l - Ä n T n , en dert 1
eemgzms brum-graauw; waar tegen de oJ-ige deelenmTert'tro^d bruin
Valien ; welke koleur 00k het gantfche middeflte paar hTef[ De op.e. 3
Spnngpooten zyndaaren boren, aan hun middelfte deel meT drieofvi«
tamelyke lange Ipitzen bezet, die in.eene rei achter elkander fta n en b v T
d " v a n den LderendS'v^a'n
des te krachtjger van achteren tegenftand te können bieden. Oe Voorvoet
mt vier leden beilaande, is zo wel aan de achterfte als raiS fte fcLnS^f
L T s - " h X " « f • • t Spnngkhaanen, en a n l r r f c o r t l van r •
kels, hebbende aan t einde een dubbelen haakvormigen klaauiv.
S. 9.
d e ? r ' J ' " T ^o-zeldzaame gellälte, dat
de M URALT, die eejie. ontleedkundige faefchryving.van dezelven in de
E}ßem>.
K R E K E L S DEZER L AND EN. Tab. XV. Söt
Ephem. N, C. Dec. II. An. I. pag. 154. en An. II. fag. 58. heeft gegeeven, ze tm. xV»
niet eens voor pooten erkent, maar armvormige uitfteekzels noemt; dan dewyl
ze de beweeging van 't lnfe£t helpen bevorderen, hebbe ik den naam van
pooten behoiiden; fchoon zy den Krekel meeft dienen tot wroeten of graaven
in de aarde. Dezelven zyn van onderen als eene Zaag, of als een Haanekam
gell:eld,en verdienen wel eene naauwkeuriger befchouwing. Hierom hebbe
ik ook een derzelven, en wel den rechter poot, in die geftalte, zo als hy
in de Fig- gezien wordt, in de lo^« Fig. eenigzins vergrooc afgebeeld.10,
Dezelve beftaat uit drie hoofddeelen; te weeten : eerft een klein, waar mede
de poot zyne inleding aan het borftftuk heeft; het daarop volgende middelfte
deel is het dikfte, en heeft ook eenige beweeging op het voorgaande ; het
derde deel is eindelyk dat gene, 't welk, van wegen zyne zaag- of tandswyze
gedaante, dezen poot doet gelyken naar den voorpoot van eene Mol , fchoon
hy nog van een gantfch ander maakzel zy. Kulten dit heeft dezelve nog twee
byzondere deelen met hunne inleding, welken in de 10" Fig. met a en 4 aan- leit.a.
geweezen worden. Letter a vertoont een klein lid , het welk veel overeen- en i.
komil heeft met den duim eener band, en van vooren met twee harde.fcherv
pe fpitzen voorzien is, gelyk het in de Flg., van de overige deelen afgezonderd,
verbeeld wordt. Dit lid heeft van boven zyne inleding in een
ander , waar aan men insgelyks twee harde doch ftompe fpitzen gewaar
wordt, dat op Lett. b. afgemaald is-; en beide de deelen te zamen worden in Lett. b.
de 12" iig. gezien , alwaar ze van het groote derde deel afgezonderd zyn. Fig. 12.
Dit heeft nog vier andere harde en ftompe fpitzen, zie Lett. c. die een enkel^j„_ ^^
flnk met hetzelve uitmaaken; ook hebben deze twee opgenoemde deelen Ftg.
12. en Fig. 10. a. en i . nog daar en boven hunne inleding; zo dat het Infeö
dezelven over de vier fpitzen c. Fig. 10. heenen, als het blad eener fchaare,
beweegen könne. Dit fchynt my toe zo gefchikt te weezen; op dat de Kre-,
kel,wanneer de tuffchenruimten der vier takken c., by het uitgraaven van een.
vochtig Aardryk, vol aarde geraaken , dezelven, door behulp der beide te
zamen yerbonden deelen, Fig. 12., weder zuiveren könne; dewyl het hem.
toch niet mogelyk is, om zulks , gelyk andere Infeöen, met den bek te
doen. Met deze beide voorpooten nu kan onzeKrekel, volgens myne gedaane
waarneeming, zo veel krachts doen, dat hy in ftaat is, om tw€e ftukken,
welken ieder drie pond zwaarzyn, op eene gelyke vlakte, te verfchuiven;
en derhalve zal het niemand vreemd voorkomen, dat hy de aarde gelyk eene
Mol doorgraaft,, al.was dezelse nog zo vaft op een gepakt. In hoe verre nu
deze voorpooten, met de pooten van eene Mol te vergelyken zyn , zal elk
ligtlyk können zien, die dezelven met onze io''= Fig. wil vergelyken: waar in
men ook duidelyk befpeurt, hoe ze met hairen begroeid zyn, en welke koleur
zy draagen. Onder alle de Schryvers »welken ik over dit Infeft doorbladerd;
aebhe,. is.'er geen een, die de voorpooten zo befchreeven-heeft als ik,,dan
Zz s allfeeai