500 •B E S C II R Y V I N G
S- 4-
TAU. VII, A'is deze bouv^ilofTe ter vereifchter piaatze gebragt is, gaan de Wespec
3-
a&n 't vervaardigen van haar Nei l ; wanneer de Steel , daar het aan hangen
¿al , de grondllag van 't gancfche geboiiw moec worden : daar aan
boinven zy naderhand de Celien ; en in deezen arbeid is jeder even yverig
b e z i g. De Celien dier Neflen zyn zeshoekig , gelyk de Celien der üven
o f van andere Wespen 5 en bellaan alleenlyk uit de afgeknaagde houtvezel
e n , welken zy met eene ibort van -Lym, die ze uit haar lichaam voort^.
brengen , aan elkander vaflkleeven , 'en in die geftalte kiinflig weeten te
vormen. Dewyl nu deze houtdeekjes graauw en zeer dun zyn, fchynt het
gantfche Neil van dun graauw papier vervaardigd. De ISetlen van deze
tegenwoordige foort van Wespen, beilaan uit 40 of 50 Celien. Doch andere
foorten bouwen dezelven zo groot, dat de menigte der Celien ten
getale van eenige honderden klimt. In 't begin is de Steel van zulk een
N e i l tamelyk lang ; maar na dat de Wespen de middel Celien daar aan
gemaakt hebben, en 'er vervolgens meer en meer aanbouwen, wordt de Steel
ailengskens korcer, en bekomt eindelyk de lengte van de i Fig.
A l s nu voorts de Wyf]es der Wespen door de Mannetjes "bevracht zyn,
leggen dezelven de Eieren in de Celien van het vervaardigde Neil; en ge=
l y k ieder Wyf j e flechts een enkel Ei legt, zo ügt 'er ook maar ¿en Ei in
jeder Celle. Hier door vindt men zomtyds een Ei, en ook wel een reets
uitgekomen Worm, in een Celletje, dat pas half voltooid is; maar dewyl
dit den Worm tot nadeel verilrekken konde , is de Wesp zo zorgvuldig,
dat ze deze Celle volbouwt, voor dat de Worm zyn volkomen wasdom bereikt
heeft. Dewyl nu de Gellen, van zodanig een Neil, dat loodregt 116-
derhangt, van onderen open zyn, waar tegen die van een horizontaal Neil
eene fchuinfe ligging hebben, zouden de Eieren van 't eerile 'er gereedlyk
u i t v a l i e n : maar, om zulks voor te komen , maakt de Wesp het Eicje behoorelyk
vaft, door een f lym, dat te gelyk met het Ei uit haar lyf komt,
en in een oogenblik hard en droog wordt. In de Fig. hebbe ik zodanig
een Ei in zyne natuurlyke grootte afgebeeld; hetzelve k langwerpig
van gedaante, en ilroo-geel.
f . ö.
1 I 0 M I K E L E N EN W E S P E N . M-. Vir.
S. 5.
501
De Eieren dezer Wespen zyn in weinig dagen ryp,- en de daar uit voort- T/u>.Vir.
körnende Wormen groeien van dag tot dag merkelyk in grootte. De 4' ' ' Fig. p^
vertoont een dezer Wormen in zyne natuurlyke grootte, die hy, na een ver- en
loop van 6 dagen, verkrygt; en de 5"= F'ig, brengt'er ons een oiider 't 00g,
die eens zo oud is; liggende beiden in die gef tal te,zo als zy in hunne Celien,
met den Kop naar beneden, gevonden worden;en als ze volwailen zyn,overtreifen
zy de s'^" Fig. in grootte; nadien ze dan de Celien geheel vervullen.
Hiin Kop is blinkend zwart-bruin, en zeer weinig van't lyf afgezonderd.
Ze zyn van vooren tamelyk dik, maar worden naar achteren hoe langer hoe
fpitzer, zo dat ze byna de gedaante van een Zuikerbrood hebben. Du'sdaing
een Wor m beftaat verder uit 10 of 11 ringen of leden; waar door hy den
Kop Herk te rng, en het Lyf te zamen trekken, of weder uitzetten kan. Deszelfs
koleur is veelal bleek Okergeel; en op de eene vlakte van 't lyf , die de
bovenile fchynt te zyn , ziet men, van den kop tot aan den ilaart, eene redete
donkere linie, die ik voor de gewoonlyke Polsader van de Rupfen en
Wormen, of voor het Hart, houde. Doch dewyl deze Worm in 't geheel
geen Pooten heeft, is hy veeleer eene Made, dan een W o im, te noemen.
Hoe zy, by dit gebrek van Pooten, zieh in hunne Netten, weeten te houden,
ilrekt my grootlyks ter verwonderinge; en ik kan tot nog niet begrypen 9
hoe 't mogelyk zy, dat deze Wormen of Maden niet uit de Celien vallen ;
doordien ze, het Nei l nederwaarts hangende, naar beneden gekeerd zyn; en
men aan hun, wanneer men ze uit de Celien neemt, geene of weinig vailhouding
befpeiirt. Deze Maden weeten, 'tiswaar, een zeker Spinzel te maaken
; dan ik hebbe nochtans nooit befpeurd , dat ze daar door vaft konden
blyven. Daar benevens is my gebleeken , dat deze Wormen in eene geftadige
beweeging zyn, en niet alleen hunnen kop, maar ook het gantfche lyf geduurig
intrekken en uitzetten; doch dat ze zulks zouden doen , om zieh in
hunne Celien vafttehouden, komt my niet waarfchynlyk voor; en ik zou
veel liever denken, dat ze daardoor hunne begeerte tot voedzel te kennen
geeven. Want 'er is, in de Celien der Jongen, noch voorraad van Honig,
noch eenig ander voedzel te vinden; zo dat ze alleen van de oude Wespen
gevoerd moeten worden. Ik.hebbe ook in de Nef ten, welken ik mede genomen
had, ondervonden; dat de jonge en nog niet volwaiTen Maden, uit gebrek
van voedzel, ftorven; waar tegen de volwaffen zo wel in Poppen, als
vervolgens in Wespen, veranderd zyn. Daarenboven heeft eene herhaalde
waarneeming dezer Neften my getoond, dat ze altoos van boven, rondsom
den Steel, zeer fmeerig en vet waren; maar welke moeite ik ook aanwendde,
om de oorzaak daarvan te vinden, hebbe ik zulks nooit können ontdekken.
.2ile Deel ade Stuf, S.J S 7.
jr
i .
,11V.