5+8 B E S C H R Y V I N G DES
TAB. II. als de Maden en Poppen der Vloon, vernield worden *. Dit is, za! veeliigc
menig een zeggen, wel een goed middel otn de vermenigvuldiging der Vloon
te beletten; maar hoe zyn de reets uitgekomen en volwaiTen Vloon te ver»
d r y v e n ? D e z e n coch onthouden zieh niet lang op eeiie plaais; en als ze kunnen
hiippelen en fpringen, zoeken zy terftond haar voedzel aan Dieren of
Menfchen; inzonderheid hoorc men zomwylen bittere klagten van de Vrouwlyke
Kunne Over de onbarmhartiglieid der Vloon. Hoe gaerne ik nu by dat
geflacht, door 't uitvinden van een bekwaam middel, ter verdelginge der
V l o o n , eenigen dank verdienen wilde; zo moete ik nochtans betuigen, dat
ik hetzelve tot nog toe niet hebbe können ontdekken; en dat 'er ook, myns
weetens, geen recht voldoenend middel van anderen hier toe aan den dag ge.
bragt is. Het groot vertier van zeker naamloos Traktaatje, de heerljke nituvt
uitgemnden Floo • Falle genaamd, dat reets ten Vierden maale gedrukt is, zal
menig een doen gelooven , dat derzelver gebruik ook de beloofde uitwerking
hebben moet: doch, fchoon ik dezelve niet ten eenemaale verwerpen
wille, komt het my echter voor, dat ze niet lang van duur kan zyn, en OIQ
zulks te bewyzen, zal ik hier flechts eene körte befchryving van deze Vloo-
Valle geeven. Men laat naamlyk een yvooren pypje draaien, dat van binnen
hol en van buiten met veele gaatjes voorzien is; waarin dan een cylinderachtig
fpilletje gefchroefd wordt; dat men met verfch en nog warm bloed bei
l r y k t . Vermits nu dit bloed de Vloon lokt, zo blyven dezelven, door de
gaatjes naar binnen gekroopen zynde, aan het met bloed beilreeken Ipilletje
hangen, en worden dus in die Val geknipt: hier op kan men het Ipilletje daar
uittrekken, en alle de Vloon, gelyk de Schryver zegt, naar believen , verraoorden,
verzuipen, doodHeeken , fpitzen, onthalzen, of ophangen, en naar
het Ryk der Dooden zenden. Xu wilde ik juift niet ontkennen, dat de Vloon
door zulk een werktuig gevangen können worden ; maar zo dra het daar in
zynde bloed verdroogd is, zal ook de uitwerking ten einde zyn; en om het
geduurig met nieavv bloed te beftryken, zou te veel moeite in hebben f. Hy,
die
* De Heer Bourgeois heefc in het IXde Deel der THäionaire de CHißoire Naturelle van den
Heer Fahnont, welke in 't jaar l /öp. te Tverdun is uicgelcomen, een bykans diergelyk midd
e l , Olli de Vloon te verdeigen, voorgedraagen: nademaal hy aanmerkt, dat men de Vloon
met Water , dat kookend over Quikzilver gegooten wordt, en waar mede men de Vertrekkei
b e f p r o e i t , verdreeven heefi; zeggende wyders, dat die kraclit onuitputtelyli is, en dat liec
Q u i k z i l v e r niet verüiinden.
KLEEMANRI.
f Tk hebbe nieer dan eetls zodanige Yvooren Vloo • V a ü e t j e s gezien, ter dikte van een Steel eener
T a b a k s p y p e ; welker mldden fpilletje omwonden was met fyne Wol, en die men, als men ergens
eene Vloo voelde ileeken , o p of by die plaars inftak; waar op de V(oo, zo men zeide,
t n haare bszigheid geftoord zynde, in het Valietje kruipt , en zig in de Wol verbergt ; die varvolgens
V L I E G E N EN M U G G E N . Tai.ll. 5t£>
die nog meer en andere middelen tegen deze bezwaarlyke gaften begeert te TM. it.
weeten, zal 'er in het gemeide Traktaatje een grooten voorraad van vinden;
die ik hier echter niet zal aanhaalen, om dat ik 'er de deugdlyke uitwerking
niet van verzekeren kan. Een ieder derhalve, die 'er vry van wil
weezen, zal bell doen, met dezelven , naar ouder gewoonte , te vangen en
t e dooden. Maar genoeg hier van, wy zullen deze Jagt voor ditmaal aan anderen
overlaaten, en liever onze befchryving vervolgen.
5. II.
Hoedanig 'er de Maden en Poppen uitzien, hebben wy in de boven befchreeven
Figuuren onzer Tab. reeds aangetoond: nu ilaan ons de volwaifen Vloon
nog te befchouwen, welken by de Letters !. en afgebeeld zyn. In de eerüe '•
ziet men het Mannetje , en in de tweede het Wyf j e , beiden in derzelver
natuurlyke grootte ; doch haare kleinheid vertoont ons weinig anders, dan
haare bruine koleur en de Pooten. Van die koleur hebben ze , volgens het
gevoelen van zommige Natuurkundigen, den Latynfchen naam inlex verkreegen
, om dat het woord ?uUm zo veel zeggen wil als zwartachtig, of aardkoleurig;
hoewel ook anderen dien naam afleiden van Pulvis, dat is Stof.om
dat men eertyds van meening was, dat de Vloon uit het Stof gebooren wierden.
Dewyl ik hier van den Latynfchen naam fpreeke, zal ik 'er nog byvoegen,
dat de Duitfche naam zyn oorfprong hebbe van Vlleden. Wat voorts
d e Pooten betreft, die hebben in deze Figuuren flechts het aanzien van ftreepj
e s ; doch het Vergrootglas vertoont ons dezelven,gelyk ook de gantfcheVloo
geheel anders; en om die reden hebbe ik ze op de III''« Tab. zeer vergroot TAB. III.
onder 't oog gebragt. Men ziet 'er twee Figuuren van. De lo''' Fig. is 't Fig. lo.
afbeeldzel van 't Mannetje, en de ii^' Fig. van 't Wyf je. Het laatile kan ™
terftond aan de meerdere grootte gekend worden ; nademaal het Mannetje,
zo als by alle Infe£ten, doorgaans kleinder is; buiten dat mag men 't ook als
een Kenteken van beiderleien geflacht aanmerken, dat het Mannetje altoos
een naar boven geboogen, en 't Wyfje een rechtuitloopend Achterlyf heeft:
en boven dien is het einde van 't Achterlyf, alwaar zieh de deelen, welken
ter voortteelinge dienen, bevinden, van eene verfchillende geileltenis, gelyk
wy hier na zullen zien. Voor 't overige zyn ze elkander in geftalte meerendeels
gelyk; en de Kop, dien wy thans zullen befchouwen, is aan beiden zeer
klein.
volgens met her fpillerie uitgetrokken en gevansen kan worden, Indien dit middel; doorging,
z o u het gemakkelyker zyn, dan eene geiladige vernieuwing van bloed , dat men niet altoos
krygen kan.
DE VERTAALER.
ade Deel ide Stui. A 3 a a
P