•
550 B E S C H R Y V I N G B E S .
T A B. III.
Bg. 12
F:g. 13-
Litt. Q.
Litt. pp.
Wem. Ter wederzyde van denzelven ziet men een rond helder blinkend oogn^
Litt. 5?.
Litt. rr.
Ij rV ^ vergrooting, uit ontelbaar veele anderen te zamen
gelteld ichynt. Van onderen aan dezen Kop hebben de beide voorfte Pooten
hiinne inleding; en de Vloo is, voor zo veel ik weete, liet eenigfte Infeft,
Wiens eerile paar Pooten aan den Kop zit. TuiTchen dezelven bevindt zieh
de /mg - A n g e l , dien de Vloo zo noodig heeft:, otn haar voedzel te erlanaen •
en teom is 't zeer moeilyk dcnzelyen, inzonderheid aan eene leevende Vloo
in t gezicht te krygen; te meer , dewyl hy, naar gerade van het Dier, zeer
klein IS. De la-i^ F,g. vertoont denzelven al vry wat vergroot; en evenwel
IS h j er niet volkomen in te zien; nademaal hy nog meeft in de uit twee byzondere
bladen beftaande fcheede verborgen is. Doch om dien Zuig-Angel
ten duidelykfte onder 't oog te brengen, hebbe ik in de 13"« Fig. den gantichen
Kop, zonder de beide Voorpooten, nog eens zo groot afgebeeld als
h y i n de 10«= en 11«= Fig. voorkomt. Men ziet aldaar by Letter 0. den
eigenlyken Zuig-Angel , welke gantfch glad en doorzichtig is, en in 't raidden
uitgehoold fthynt. De Heer v a n L e e u w e n h o e k heeft hem, in zvn
bovengemelden 7 6 " " Brief, Fig. 10. pag. 333. wel als dubbeid afgebeeld'en
befchreeven,• maar ik hebbe, in weerwil van alle aangewende moeite, zulks
met können ontdekken. De Letters pp. vertoonen de beide Scheede-bladen,
die bykans de lengte hebben van den Zuig-Angel, elk met vier dwars-
Ilreepen doortoogen, en aan de vooreinden met körte hairen bezet zyn. Nog
twee andere, doch korter, Scheede• bladen ziet men by qq. en dezen ftrekken
ter meerdere ilevigheid van de langen. De twee voorfte aan den Kop
zittende, en tut vier leden te zamengeftelde deelen , by rr. zyn de Sprieten
van de Vloo, waar aan men insgelyks veele körte hainjes befpeuren kan. Behalve
de genoemde deelen is deze Kop ook van onderen aan de zyden met
veele fcherpe achterwaarts geboogen Ipitzen bezet ; welken der Vloo waarfchynlyk
daar toe dienen, op dat ze zieh, door middel van dezelven , inzonderheid
tulTchen de hairen der Dieren, plaats maake, om den Zuig. Angel te
bekwsamer te können gebruiken. By Letter i. ziet men, achter het oog
een plat fchubachtig deel, van eene ronde gedaante,dat met hairen begroeid'
IS, en veelmaals van de Vloo bewoogcn wordt. Of dit nu het Oor van de
V l o o zy, kan ik niet volftrekt bepaalen; doch ik durf ook de zulken niet tegenfpreeken,
die het daar voor houden willen. Sehoon men niet wel ftellig
beweeren könne, dat alle infeften hooren, is het echter van zommigen overtuigelyk
te bewyzen ; als, by voorbeeld , uit het fchrillend geluid van de
Springkhaanen en de Mannetjes der Krekels , welker gezang de Wyfjes
lokt. Achter dit gemeide deel is nog een ander , dat ook de gedaante
van eene fchubbe heeft.
1
!iff