11,1
ill:!!:
- - i ' i t ' !
n s i i i i
'J':
iiNH'i'''
T/1.IX.
Lett. A
32Ö BESCHRYVING DER SPRINGKHA ANEN IM
S. iJ.
Dewyl ik boven beloofd hebbe te zullen meWen , op hoedanig eene wr-
I J T . J : ' ^ " , f «r v o l g e n s uitga ; zo moete ik m,
om deze belofte te vervullen , de Legpyp zelve den Liefhebberen onder '
oog brengen, en wat nader befchryven. Deze Legpyp is in onze Figuiir
letter l getekend, een.gzins vergroot, afgebeeld. Aan derzeli^er onderfteii'
fcherpen kant, naar het fpitfe einde , ziet men ter weder zyde eene re
tedere tandjes , welken zekerlyk daar toe dienen , op dat de Sringkhaat^
met dezelven des te gemaklyker de aarde doorbooren könne. Terplaatie daar
die pyp aan t lyf vatt zit, heeft ze eene ronde kolfachtige dikte, die echt
e r allengskens yerlooren gaat; doordien ze meer en W pl^it wordte
n , daar ze gefpleeten is , genoegzaam de gedaante heeft van t-A-ee Sabeli
klingen, Aan den fcherpen onderkant loopt de fpleet dezer Legpype tot
t uiterfte deel; daar en tegen is de fpleet van boven korter, dewvl mS
d e pyp, daar ze rond begint te worden , geflooten vindt. Van binneri
h l »/ " g f g^^t ; ^ynde op het dikile gedeelte
het wydlte, dat allengskens vermindert. Wanneer nu 't Ei door d l , Eiergang
gelyk n, de Fig. by letter g te zien is , in 't geboorteM ¿¡at
en aldaar aangekomen is , komt het eerlt in het wydfl? deel der |e„te
l ' n ^f f P ^ g^f l™^™ i®' ^et heibi i!
t e n dat glibberige ti daar door geklemd en geperft zynde, zeer ligtl k
door de geopende gladde zydedeelen der Legpjpe heenen gaai, en h ei
ujt in de daar door geopende aarde vallen. ^ '
16.
Bas ver wat betreff het Wyf je; nu ftaat ons het achterfle deel van een
Mannetjes-Spnngkhaan msgelyks nog te befchouwen. De Fig met lettei
l e t t . » . ,« getekend, doet ons het zelve in zyne natuurlyke grootte lien an we
i n d i e r y o e g e , dat men de boven vlakte van 't zelve voornaamlyk befpTu'
l e , alwaar de p y p - of knyptang duidelyk in 't oog valt. Dezelve beftaat
uit twee harde en fcherpe fpitzen , die elk van binnen in 't midden
nog eene andere fpits bebben ; dienende inzonderheid daartoe , op dat het
Mannetje in 't paaren , het Wyfje des te vafter aan de Legpyp houden
könne Tiiffchen deze gryptang ligt eigenlyk het teellid verborgen: doch
d e beide andere fpitzen, die achter dezelven gezien worden , zvn weekpr
en dewyl -er 00k het Wyfje mede voorzien is, können ze i , / d , t Z c J
aan het iSiannetje geene byzondere nuttigheid hebben. Dit geopend zvn
d e , vertoont oiis ook van binnen twee zulke lichaamen, als dl Eierftokken
der
KREKELS DEZF.R LANDEN. TaL IX. 3«?
der WyQes zyn; dan daar die meerendeels uit Eieren bedaan , zyn dezen in- TAS.IX,
tegendeel niets anders dan eene menigte van loutere zaadvaatjes; welken zeer
digt aan elkander liggen, en van des onkundigen zeer ligt voor Eieren zouden
können aangezien worden. De Fig. met letter n getekend fielt 'eronseen van Letr. «.
voor 't oog ; en de zaadvaatjes , waar uit het te zamen gefleld is, fchynen
¿¿n enkeld en geen meerder vaatjes te z yn; dewyl m en, wanneer men de moeite
wil neemen om ze van elkander af te zonderen, bevinden zal , dat ze in
eenen voortloopen, en een draad uitmaaken.
S. '7-
Hier mede de befchryving der binnenfte deelen dezer foorte van Springk- Tin. X.
haanen volbragt hebbende, zullen wy, voor dat we ter befchoiiwinge eener
andere foorte overgaan , nog eerft den kop en deszelfs deelen bezichtigen ;
inzonderheid om te zien, hoedanige tanden hy hebbe, en of dezelven by die
der herkaauwende Dieren te vergelyken zyn. Op Tab. X. by letter 0 is deze Lett.
kop, opdat hy des te duidelyker in de oogen valle , tamelyk vergroot, afgebeeld.
Ondertuflchen können wy verzekerd zyn, dat alles , wat we hier befpeuren
, ook even zo aan de grootfte Indiaanfche Springkhaanen gevonden
wordt; nademaal 'er, ten aanzien der overige deelen, geen onderfcheid tusfchen
beide is. Hier zien wy den gantfchen kop van onzen Springkhaan van
vooren; waar aan echter nog geene tanden, ter herkaauwinge dienende, te
ontdekken zyn; gemerkt het gebit geflooten, en door de ronde bovenlip bedekt
is. In tegendeel vertoonen 'er zieh twee lange en twee körte vreetpimten;
van welken de langen uit vier, en de körten uit drie kolfachtige gewrichten
of leden beflaan. Doch 20 men 'er de bovenlip afneemt, als men by letter
p z iet , en het gebit open doet, dan vertoont de kop zieh, gelyk hy by Lett. f
letter q, is afgebeeld. Aan dezen befpeuren wy niet alleen duidelyk, dat het en
harde en flerke gebit zieh overdwars opent, gelyk dit by de meefte Infeften
plaats heeft, als daar zyn alle foorten van Wespen, de meefte Kevers, en
duizenderleie anderen; maar ook blykt ons tef fens ten k laar i len, dat hy met geene
tanden, ter herkaauwinge dienende, voorzien is; nademaal 'er aan ieder zyde
van dit overdwars itaande tanggebit maar vier of v y f , ook wel meer of
minder takken, in plaats van tanden, gevonden worden , niet ongelyk aan die
welken de Kreeften-fchaaren hebben. Bygevolg können deze zogenaamde
tanden tot geen bewys van de herkaauwing der Springkhaanen flrekken. Nog
minder kan men zieh hier beroepen op het, na de gedaane byting, uit den
bek vloeiende bruine fap; want anders zouden veele andere Infeften insgelyks
herkaauwen , van welken echter zulks niet gezegd wordt, fchoon ze ook na
den beet een fap van zieh geeven ; alzo het zelve meestal dient, om hunne
vervolgers af te fchrikken. ßuiten dit gemeide vertoont 'er zieh by letter r Lett. r,
l o g een afgezonderd gedeelte van deze gebittang, het welk men, de grootte
T t ä en