•
54+ E E S C H R Y V I N G d e r
Täb. II. Vermits de Pooten aan deze Wo rme n oinbreeken, zo noeme ik ze Maden;.
f's- 7- echter hebben ze, gelyk de 7«i= Figuur by Letter m. aantoont, aan 't einde
Xctt, ttl.
FiS- 6.
fíS- 5-
v a n 't laatile l id. twee nederwaarts geboogen eenigzins gekromde geelachtige
f p i t z e n ,^ welken han in 't kruipen tot Nafchiüvers dienen, en zieh in den beg
i n n e wit vertoonen. Alhoewel nu dezen Worme n voor 't oserige de Pooten
o n t b r e e k e n , weeten ze toch tamelyk fcel voort te komen; waartoe htm de
K o p altoos behulpzaam moet zyn; dezen verhefFen zy dan geduurig om
h o o g , en ze maaken by die gelegenheid dikwyls wonderlyke poftuuren, gsl
y k 'er een in de (5"= Fig. te zien is. Wanneer ze vervolgens na de gedaane
b e w e e g i n g weder ruften, rollen zy zieh meeftal gelyk de Slakken te zamen,
waar van ons de 5 «i' Fig. tot een voorbeeld ftrekt. Ze zyn ondertuflchen
meer in beweeging dan in raf t , en doorkruipen de aarde veeivmdig, om 'er
v o e d z e l in te zoeken. Wel byzonder hebbe ik opgemerkt , datzy, als ze
z o m t y d s op de bovenvlakte der Aarde lagen , en ik het glas maar even be-
•R'oog, terftond weder in de Aarde kroopen ; en dan moeft ik lang wacht
e n , eer ik ze weder te zien kreege.
§• 7-
O p deze bovengemefde wyze hebbe ik menigmaal veele V Ioo-Maden bsz
e t e n ; doch wanneer ik de grootfte hoop bad, van ze wel haaft te zien vera
n d e r e n , ftierven ze eensklaps w e g ; weshalvenik op de gedachten kwame,
dat htm het noodig voedzel mogte ontbreeken; en om dat uit te vinden, moeft
i k veele proeven doen. Ik had wel eens befpeurd, dat deze Maden haare
in 't glas liggende doode Ouders uit honger opgepeuzeld hadden; maar dezelv
e n konden haar geen genoegzaam ondethoud verfchaffen ; vermits ik te
veel Eieren in ¿en glas bewaarde, en 't aantal der Maden te groot was. Ka
dat ik nu wederom andere Maden gekreegen had, bewaarde ik 'er alleen zo
veel in een Glaasje , als 'er van een Wy f j e gelegd wierden; ik onderzoeht
t o e n , of 00k het hout, zaagzel en ftoppelen haar tot voedzel zou können
d i e n e n , gemerkt ik by den Heer F r i s c h , in 't X1<'» Deel zyner Befchryving
e van allerieie Infeften, pag. 8. geleezen had, dat de V loo, uit het: Ei körnende,
eigenlyk een kleine Houtworm is; en dat een ieder,die ongefchaafd
e Onderlaagen onder zyn Bedde legt, alles byeen heeft, wat 'er tot het
v o e d z e l der V b o n behoore : maar zy wilden noch frireh noch vermolmd
h o u t , noch zaagzel, ftoppelen en andere diergelyke dingen voor lief neemen
; of ik hex haar vochtig dan droog gave. Hier op beproefde ik het
met veelerleie andere dingen, welker optelling hier onnoodig is; aangezien
z y de gewenfchte uitwerking niet hadden. Doch eindelyk erinnerde ik my
•weder, dat myne Maden de oude Vloon verteerd hadden; en daar door
k w a m ik op het denkbeeld , of haar de in myn vertrek, lond zwervende.
Vlie.-
V L I E G E N EN M U G G E N . Tab. It. 5 4 5
V l i e g e n niet wel tot voedzel zouden können ftrekken. Ik ving 'er dan eeni- Tau. ü.
g e n ; trok 'er den Kop af, en wierp denzelven myne kortling nieuw verkreegen
Maden voor. Dit was naauwlyks verriebt, of ik beipeurde, dat de eer-
Ite Made, die een Vl iegenkop ontmoette , denzelven aanpakte, en ook op
het oogenblik haare witte koleur eenigzins verloor; dewyl 'er in 't midden van
haar L y f iets roods doorfchemerde; het welk ik aan niets anders, dan aan 't
bloed gelykend Sap, dat de Made uit de Vl iegenkop ingezoogen had, kon toef
c h r y v e n . Na dat ik dit eens ontdekt had , hoopte ik reets gewonnen fpel te
h e b b e n ; en toen hadden de Vliegen eene nieuwe vervolging uit te ftaan;alzo
ik myne Maden nu louter gantfehe Vliegen voorwierp. Dit gelukte ook in
z o verre, dat ze niet alieen langer leefden, maar te gelyk van dag tot dag in
groocte toenamen , en dus gelyk wierden aan de Figuuren met ccc. getekend.
Maar dewyl het my zomwylen aan Vliegen ontbrak, was ik weder op
nieuw beducht , dat myne Maden van honger zouden fterven ; derhah'e
z o c h t ik ze met bloed te voeden; en verkoos ten dien einde Duivenbloed. Dit
n u t t i g d e n zy wel greetig,, maar ze fneuvelden daar dikwyls in; wanneer ik
haar zulks te veel en te nat gave. l^ierom liet ik hetzelve op een glas druip
e n , fchraapte het, droog zynde, daar af, en ftrooide het op de aarde,
welke geduurig vochtig gehouden moeft worden , en niet in de Zon mögt komen;
waar omtrent ik echter ook wel had toe te zien, dat de aarde niet al ta
nat wierd, nademaal zy dan gevaar Hep van te befchimmelen, Hadden
myne Maden voorheen genoegen in de Vl iegen gevonden, deze nieuwe ipyze
f c h e e n haar nog al zo wel te imaaken: want zy namen van dien tyd af geduur
i g toe," tot dat ze eindelyk den vollen wasdom bereikten ; waar mede in den
Zomer niet meer dan elf dagen verJiepen.
W y zien by Letter d. een paar dezer volwaiTen Maden, welken echter van int. d,
ongelyke grootte zyn; vermits die genen, waar uit Mannetjes Vloon voortk
o m e n , nooit zo groot worden, als d ie, waar uit de Wyfjes Vloon gebool
e n worden. De 7«'= Fig vertoont zodanig eene Made van de grootfte foort , Fig. 7,
enwel zo als z e door een Vergrootglas gezien kan worden, wanneer het L y f nog
met fpyze en drek vervuld is. Haar Kop , by Letter l. te befpeuren , is iets j
g e e l e r d a n ' t LT y. .ff; . h e e f t e en TTa n g g e bLi;-t , en v an b1 o v e n , n e v e n s d1e _ nf tompe it. i .
h o o r n e n , een paar oogen. Het achterdeel dezer Made, door Letter m. aang
e w e e z e n , draagt twee geele fpitzen, die haar, als boven gezegd is,tot Nafchuivers
dienen. Wanneer ik zulk eene Made door het Zonne- Mikroskoop
b e f c h o u w d e , zag ikdezelveby deminfte vergrooting tienoftwaalfvoctenlang;
e n i k kon dan niet alleen alle derzelver hairtjes, maar ook de beweeging der
g r o o t e Pols - a d e r , en van alle de Sappen duidelyk waarneemen; doch als ik
Z z z 3, by
Litt.
mm