iilí
288 V O O R B E R I C H T TOT DE B E S CHR Y V I N G DER
i
• bediend, welken niet r.iadzelachtig , maar ligt en duidelyk te verilaan
waren. IV. Alle Gods Geboden en Verboden zyn heilig, rechtvaardig
en goed, en zo wel tot heil der ziele, als ten bellen des Ii.
chaams, maar niet ten nadeele gegeeven. En eindelyk V. By de onderzoeking
der Kentekenen, doorMozesaangediiid, moetmennietalleen
de Etymologie of Woords-oorfprongkelykheid, maar ook de natuur,
of den zamenhang der zaaken, in acht neemen.
5- 31.
Deze vyf Hellingen tot een grondilag gelegd hebbende, zullen
wy nu eens bezien, of men door de vier ono\7ergezette Hebreeuwfche
woorden eigenlyk Sprwgkhaanen , of liever gevederde Bogels
tc verftaan hebbe, Daar 't nu onbetwiftbaar is, dathec,byde
verklaaringe van zwaare Piaatzen, 'er zeer veel op aankome , om
den t'zamenhang der verhandelde zaaken naauwkeurig gade teilaan;
en vermits in de gemeide Schriftuurplaats de eigenlyke betekenis
der woorden Arhe , Selaam , liargol en Hagab niet bekend is; zo
denke ik, dat het voorgaande en navolgende hier vooral met oplettenheid
in acht genomen moet worden, ßyaldien wy nu het
Xl'i^ Capittel van Levitkus met opmerking naleezen , zullen wy
dra bemerken, dat deze wyze Man Gods, zo in 't verhaal, als in
de benoeming van reine en onreine Dieren , in eene zeer goede
orde voortgegaan is. Hy geeft naamlyk andere kencekens op van
de viervoetige Dieren; beftaande in 't herkaauwen en de gefpleeten
klaauwen; andere van de Viffen, beilaande in Vinnen en fchubben;
en wederom andere van de V'ogelen; die hy allen deels benoemt,
en deels te kennen geeft, met dö woorden vers 21. [vol.
gens den gemeenen Hoogduitfchen Bybel, ] dat zieh beweegt, op
vier voeten gaat, en niet met twee pooten op de aarde huppeit. Vervolgens
gaat hy over tot de kruipende Dieren, en eindelyk tot de
Infedten of het Gewormte. Doch van deze laatflen noemt hy geen
ander kenteken, dan enkel het kruipen; nademaalhy ze allen,geene
uitgezonderd, als onreinen verwerpt en verbiedt. In 't 't 29«=
en softe luers , 't is waar , worden hier onder de kruipende Die.
ren geteld , het Wezelken, de Muis, de Zwynegel, de Mol enz.;
wel-
S P R I N G K H A A N E N EN K R E K E L S . 289
welken eigenlyk onder de viervoetige Dieren behooren , en 'er TM. V.
ook altoos onder gerekend worden. Hier uit zou menig een veelligt
können denken, dat ik gemaklyk te overtuigen wäre, dat Mozes
de door my gepreezen orde niet zo naauwkeurig waargenomen
had : maar ik hebbe deswegen geraadpleegd met Mannen, welken
der grondtaale kundig zyn, uit hun vernomen, of hier wel van de
viervoetige Dieren gefproken wordt? en ten antvvoord gekreegen,
dac zulks niet gemaklyk te befliflen zy. Ook ftaac 'er in den
grooten Tubingfchen ßybel van den Heer Dr. PFAFFEN by het
woord fVezet, andere-, Mol', by het woord Egel, liagedis \ en by
't woord Mol zegt de Aanmerking, wederom eene andere foon van
Hagedißen. Boven in het 18 vers is 't Hebreeuvvfche woord overgezet
een Vledermuis of Naehtuil, [by ons de Kaauw ; ] doch
ten aanzien der overigen in beide deze verzen genoemde Dieren,
kan ik niet vinden , dat de Uitleggers een der viervoetige Dieren
verftaan, die op de aarde lee ven : zodat het volftrekt geloofbaar
zy , dat de Hebreeuvvfche woorden, hier door PFezel,* Muis
Egel 5 en Mol vertolkt, zodanige Dieren aanduiden, welken met
de
• De We-Ld. In 'c Hebreeuwfch ftaat Ckolsà ; dat eigeolyk zo veel ze»£;en wil
als graaven, en in de aarde dringen. °
, „ . T^ ,, KLEEMANN.
t De Muis. De Muis , in 't Hebreeawfcli Achiar, zo veel als Acbalbar. of de
Velden-verderver genoemd.
K N L" I T- KLEEJMANN,
s Ue Agei, by zommigen een zeker flach van Veldrauizen , bv anderen eene bvzondere
foort van Hagediffen. In "t Hebreeuwfch leeft men Anaka , dat een
bchreeuwei- beduidt ; waardoor men natuurlylter wyze een Kikvorfch zou konnen
verftaan. Vermits nu deze v/oorden zieh ook op de Eigenfchappen der
Cen Pn'iï'^S'"''.^' • ^n andere Slangfoortige dieren laaten t o e p j
I v ^ ^ f ^ f hl«'- bekennen moeien , dat het bezwaar-
Jyk zy de eigenlyke beduidems der naamen van de kruipende Dieren, die Mozes
onrem verk aard heeft, te vinden, en dat derzelver bepaalde betlkenis bul-
TnkeVe '^«relfche verklaaring dez4
o n f r o , waarfehynlykfte voorkomt; dewyl ze
hang' def°^™fden v f ' -M" «''ydig met den za^mennang
aer woorden van Mozes. Ook vrees k te minder dat het mv l-wanlvk
genomen zou können worden; dewyl ik weete dat zelfrii A n - E s ï ï S e
™ tu?pf „dt m e f e ï ' f T P ' ? ' ' " ' ' • hunne LeerL'rs dLVg or f n
„ U eren en Vcgelen, waarvan Mozes te vooren gefprooken heeft
uoor ovenevering kenden; het welk inderdaad ZO veel te zeggen is , als
^ 2 dût
m