.vüi.rwi
354 E E S C H R Y V I N G DER S P I U N G K H A A N E N EN
tat!- í"/'"-"'fi " " " S — . . . d,
afr.oeit,. äs ' ' g"an o A
C.rll « » . , SiSíSÍZí Z i. di', fÍ' ™ 1.
bedeeld ú. Ondertu'ífcLfworft c^ nfef niet a, " i i f n ^rY/^f
vonden, maar "t blvla uit de aano-Ph^^u! « t Duitfchland geook
een bewocner L n v rfche d e f andet l lyk voor, dac he. i ? a i l f t ' i i e ^ í d e J Í ^ ' ^ l rwau^r lldi f' ?í :L ® ? " " ! ? ' ' ' ! " ' s. 3.
Wanneer een Wyfíe dezL foone b e ™ S befchouwen.
ope-
K R E K E L S BEZER LANDEN. Tai. XIV. 3SS
Opening voorzien, welke het Infefl tot een in- en uitgang dient, en genoeg- TAB, XIV.
zaam een gang vertoont, die ran de Oppervlakte af eerft lynrecht nederwaarts,
en naderhand recht uit naar 't hol loopt. Men vindt deze Neften wel op
verfcheiden piaatzen; doch ze worden, ten gemeiden tyde van 't jaar, meeftal
in zodaiiige Weiden gevonden, die naby de Koorn Akkers liggen; zo dat
de jonge Krekels dezer foorte denzelven zo veel fchade niet toebrengen, als
de ouden ; want de eerlten blyven den geheelen Herffl door in de Weiden,
naderaaal zy in dien tyd aldaar raeer voedzel können vinden, dan op de ledige
Akkers.
S. 4.
AI wie eens een bevrucht Wyije van onzen grooten Veld - Krekel gezien
heeft, zal zieh nog wel erinneren , befpeurd te hebben, dat deszelfs Lyf
gantfch uitgedyd, en derhalve zeer dik was ; en my bygevolg wel können gelooven,
wanneer ik zegge, dat zodanig een Wyfje by de driehonderd eieren
kan leggen , fchoon dezelven al tamelyk groot fchynen. Doch het legt alle
die eieren niet op eenmaal te gelyk ; dewyl het zomwylen meer dan een dag
doorbrengt, eer het zieh dezelven heeft kwyt gemaakt. Hierom ziet men het
dikmaals in en uit het Neil kruipen, en 't gebeurtook wel, dat men hetzelve
daarin vindt. Deze laatlle omitandigheid heeft aanleiding gegeeven tot tweeërleie
dwaaling : zommigen hebben gemeend, dat zieh in zulk een Neil maar
één Mol-Krekel beilendig ophoudt; dc;h anderen zyn van gevoelen, dat dezelve
zyne eieren uitbroeit, gelyk de Vogels. IMaar zo min als zulks van de
Slang.foortige Schepzelen gefchiedt, zo weinig is het van deie en andere Infeflen
te beweeren. Dat zul_k een Wyf]e een Neft bewaakt, gelyk G o EDAKT,
delnfe&is, in metbodwn redaäis. pag. 2co, getuigt, wil ik niet tegenfpreeken,
fchoon ik het nooit opgemerkt hebbe; doch ik kan hem niet toeflemmen,
als hy verder zegt, dat de Krekel zyn Neft by warm en droog weer
in de diepte kan laaten zakken: want de geileltenis van zulk een Neil fpreekt
dit voorgeeven volftrekt tegen ; zo dat ik het met den Heer VAN REAUMuu,
in zyne Mémoires pour fermr à l'Hißoire des InJcSies Bc. Tom I. pag 27.
voor eene aardige Fabel houde. Ondertuffchen is dit onbetwiflbaar, dat het
lyf van een WyfJe, na dat het zyne eieren gelegd heeft, te zamen valt, en
dat deszelfs leven daar op niet veel langer dan nog eene maand duurt. Echter
blyven diergelyke Wyfjes , naar maate dat ze ouder of jonger zyn, korter
Ol langer tegen den natyd in 't leven; en dit is de reden, dat ze zomtyds
mg m den Herfil gezien worden. Wat de eieren op zieh zelven aangaat ; zy
hebben eene blinkende geelachtig - bruine koleur; van geftalte zyn ze meer
rond dan langkwerpig , en voorts iets grooter dan een Gierfte-korrel. Zy
Wyven byna een maand lang liggen , eer de jonge Krekels 'er uit voor den
äag
i ö
ii
«"SSr
1 I N T -