p
TJB.
XXIV.
4 « BESCHRYVING DER S P R I N G K H A A N E N EN
K g u u r , die hy -er van medegedeeld heeft. Het geen hy verder zegt van den
Hmmo,d,r of Hertog dien deze Springkhaanen zouden hebben, verdient ma
d e aangemerkt te worden. Na dat hy naamlyk gezegd heeft dat zekpr
Pred.ker veel gefpreks gevoerd had v'an d e z l n ^ i r v t r d e r h e " h y no '
tans vooreen Fabel hield, geeft hy eene rif beelding van zodanig een H e t
voerder, djen hy onder eene groote menigte Springkhaanen v ^ LashZl
ontvangen had. Deze echter is niets anders dan een| root e Springkhaan v»
eene andere foort die, dewyl hy eene Legpyp heeft, een Wyf fei s ; en in
zyn maakzel mec dat van den Talpa Capenfis overeenkomt , welke by I i
D O L F R , de Lccuflupag. .4. en b y P E T I V E R , Gazopk. Nat. & M . Tab
r \ T gevonden kan worden; van welke dezelve alleen daarin
v e r f c h . l t , dat hy Vleugek heeft. Deze, by gemeide Schryvers zogenaaS
TaJpa Cape^fi. hebbe ,k op|myne Tab. Fig. 3. voorgedraagen, en 'er van
gefproken, als van een nog onvolwaiTen Spr.ngkhaan aangezien hem de
Vleugels ontbreeken; en ik zou denken, dat de Figuur van den Heer Dr
K U N D M A N N tot een bewys kan dienen dat ik in deze myne onderfteiling
nopens dien Spnngkhaan niet gedwaald hebbe. '
Alle de Schryvers, die van de Trek-Springkhaanen gefchreeven hebben
bewyzen, met aanhaaimg van veelerleie piaatzen uit geloofwaardige Schryvers
dat ze m de Landen, alwaar ze dikwerf, 00k wel jaarlyks, gevonden
worden, den Inwooneren tot fpyze dienen In de 36»« J. van 't Voortirkk
iit
' pag. 83. tet volgerde v,n Di
\ l'y misgewas, wemig Koom uit Egypte krygen, vangen cn drooten
d e z e Springkhaanen; raderhand naalen zy dezelven met Handmolens, of llooten ze in itee
Ben Morneren, tot een fyn Meel, het welk zy met een water .ot een Deeg maaken wm
van zy vervolgeos hunne gewoone Keeken, even als liun brood, in Vieren pannen b kke,
fmaakelyke Ftikkedillen van können maaten , wanneer zy eene menigte derzelven zond
c n d e r f c l i e r d , yerzameien, he. diinlle deel der pooten, de viengeis en de fprieten wegwerp
d e ; dat aiies klein gekapt, op het vnur braaden , en met gefmolten böte? b e g T e t l f o f n
. piaats van dat dezelven eerft in water opkooken, en naderhand met boter braaden, enz. Doch
deivyl by dit bencht de nood OB ze te eetei. gevoegd wordt , kan men daar Z Z bluten
, dat deze maaityden jnift niet onder de Lekkerbeeijes können geteid worden
I k weet zeer wel , dat men gemeeniyk gelooft, d a t>4 « « , « ! ¿ i f loosei -zieh ook vsuSpritidkhaanen
tot zyne fpyze bediend heeft. Maar my fchiet mede te bimien gdeSe n te S e n ,
dat zommigen d,t pvoelen tegenfpreeken, en de Springkhaanen, die zo u e^geem
h e b b e n , voor vrnchten van zekcre zogenoemde boomen, of planten, houden. De Boekhinhandelaar
iT . r « zegt, in het twecde Beek zyner Jl^üi „aar Bdoofde Land pal.
¡ 3 8 . dat men volsens het zeigen v an£»/<iwi , onder de benaaming van Spiingkliaancn, wd-
K R E K E L S DtzER LANDEN. Tai. XXIV. 413
k Springibaamn.cn Krekels is gezegd , dat ik met de Springkhaanen van ons TA„
«wefteene proefgenomen, dezelven gekookt, en ter fpyze bereid maar er XXIV.
¿ n i g f m a a k s i n gevonden hebbe; dit nu zou ik ook gaerne met de frek-
Snringkhaanen eens gedaan hebben, maar ik kon 'er zo veel met eftens kry-
« S als ik daartoe noodig had. Want fchoon ze in onze Landllreek wel voortf
e i n vindt men ze echter maar enkelvoudig , als boven reeds gezegd is;
en fchöon de heiren,welken zomwylen in onze geweften komen overvliegen,
hnnne Eieren al te rag laaten, waaruit in 't folgende jaar nieiiwe heiren gehooren
worden; nochtans gebeult het zelden, dat men 'er veel aantreft; nademaal
de Landlieden dezelven niet alleen, zo veel hun mogelyk is, trachten
tevernielen; maar dewyl ook onze luchtsgeaeltenis hun gantfch met gunftig
77 • nadien ze zieh meeftal in warme Landen onthouden , en de wartnte hunne
germeerdering grootlyks bevordert. Dit zien wy duidelyk zelfs aan onze gewoone
SprinikLanen; welke in heete Zomers veelvuldiger, dan in koude en
natteiaaren te voorfchyn komen; alzo de nattigheid hunne Eieren doet verrotten
en de koude het uitkomen verhindert. In Arabie m Libie worden zy
allerm^eft gevonden; doch gelykerwyze in onze Landen het eene jaar veel
warmer is, dan 't andere, zo zal ook in die geweften de bitte nu minder dan
meerder zyn; en aangezien uit een enkele Wyf jes-Spnngkhaan zomwylen 150
ionge Springkhaanen gebooren worden, zo moeten ze zieh, byzonder in nun
Vaderland, by buitengemeen heet Weer , ook buitengemeen, ja tot verbaazens
toe, vermenigvuldigen. Dit zo zynde, is 't gantfch met onmogelyk,
datze aldaar geen genoegzaam onderhoud vindende, dan naar andere geweften
overfteeken, in welken zy, by gunftig Weer , wederom voortteelen.
Sedert tvvee iaaren is de bitte in Europa wat buitengemeen geweeft; en dewyl
ze, misfchien om die zelfde reden, in Azie en Afrika meer dan gewoonlyk
uitgebroeid waren, zyn ze in Hongaryen overgekomen; hebben aldaar huii
seflacht voortgeplant; en zieh vervolgens naar andere geweften begeeven ;al-
L r z e echter, iiit hoofde van het hun ongunftig Climaat, met lang können
voorttfielen. Doch wy moeten ons hieromtTent ook, met
ken ge g e e t e n heeft , een zeiter Kruid moet vertaan , dar den naam van Springttaari
had Die zelfde A ' . , « verzekert ons ook, dat de Springkhaanen in deze L ' ^ e n he zy dat
ze 'et by toeval komen o f niet, even zo min als by ons gegeeten worden. InJ'™ ze m by di
l o o d e n , als ten dien tyde bewooners van dit L and, eene aangenaame en geoorioofde fpyze geweeft
waren; zo zon ik denken, dat het gebmik, van dezelven te eeten in deze Landen, i,elyk
meer andere gebiuiken van dien tyd, zo wel Hand gehouden zou hebben, als J«V»!-
keren, weiten ze uit nood moeten eeten, fchoon de Jooden deze Landen met meer bezitten.
vZn merke ik nit eigen ondervinding nog aan, dat de Springkhaanen, wanneer •
inzonderheid in den Zomer, een .walgelyken Hank van zieh geeven; mt welken
mogelyk gelooven kan, dat de ifrailiten dezelven tot eene aangenaame fpyze m de Zon «edroogd,
en dan gegeeten zouden hebben.
K L E E M A N N .
j d e ßei/ ade Slui. • G g g