ii.ilIHs
ifí
Í j l i i ' í ' ' ^ . . . ,
iii,
: ' i'
290 VOORBERICMT TOT DE BESCHRYVING DER
TAI. V. de Padde, den Salamander, de Hagedis enz. tot eene Clafle beliooren,
die de Heer Dr. L I N N E U S , in zyn Sy/lema Natura, de
Serpentia, of Slangachtige, noemt. Die zo zynde kan man Mozes
hier geene wanorde te lade leggen ; nadien 't hem geenzins
geweeten l«n worden , dat wy die vvoorden niet recht verftaan;
veel meer is ziilks den Jooden te wyten ; die, over 't algemeen,
de ervaarenften in de Weetenfchappen niet zynde , zieh omtrent
de Dieren , waar van zy eens wiften dat ze onrein of han verbooden
zyn te eeten, vervolgens nooit verder bekommerd, en deswegen
ook de bepaalde betekenis dier benaamingen vergeeten of verlooren
hebben.
SDus
gezien hebbende , dat Mozes geenerleie foort van Dieren
met de anderen vermengt ; (want wac de in het 18 vers onder
de Vogelen voorkomende Vleäermuis , [by ons Kaauwbetreft,
men kan daar uit niet zeggen, dat hy onder de Vogelen een vieryoetig
Dier goplaatft heeft; nademaal wy uit den Tubingfchen Bybel
aangetoond hebben, dat zommigen hier op een Nachtuil denken
, )
dat zy 'er niets meer van weeten. Doch byaldien iemand zou willen voorwend
e n , hoe 't niet te begrypen is, dat Mozes , indien hy door de woorden Cioled,
j^cbbar , Anaka ^ enz . zodanige affchuwelyke Schepzeleo verilaan had , als
z e tegenwoordig gemecniyk vertaald worden, het noodig geäordeeld zou hebb
e n , den jooden het eeten derzelven te v e r b i e d enz o gelie^ hy te denken,
dat w y , fchoon deze Schepzelen ons affchuwelyk voorkomen, zulks echter niet
o p alle inenfchen en op alle tyden moeten overbrengen. Uit de gefchiedeniffen
cn Reisbefchryvingen loch können wy overtuigd worden , dat 'er verfcheiden
Volkeren geweeil zyn, die zieh niet ontzien hebben, om Hagediflen, Slangen,
en andere ons affchuwelyfce Schepzelen, met even zo grooten eetluil: te verteer
e n , als wy de Oefters , MoiTelen , Alikruiken , Aalen, en andere Schepzelen
m e e r , in de Schriften van Mozes verbooden. Dus zyn ook de Padden, [byons
d e Schildpadden] in het 29 !;erj, door Mozes gemeld , volgens de Overzetcing
der LXXI I Vertaalers, Land-Grocodillen, o f Hagediflen van een voet lang; die,
v o l g e n s de. berichten van HIERONYMJJS, by de Syriers gegeeten wierden. Zo
dat Mozes wel bondige reden gehad könne hebben, om de Jooden, die een afg
e z o n d e r d Volk moeften zyn , het eeten van zodanige ocreine Dieren te verbieden
K L E E M A N N .
S P R I N G K H A A N E N E N K R E K E L S . 291
ken, ) * hoe zou hy dan onder de gevederde Dieren de Springkhaa- TM.
nen geplaacíl: hebben, die immers veel eer onder de Infeften te tell
e n z y n ; te meer, daar't niet te loochenen is, dathecsi, 23 en 23
vers nog tot de voorigen behoort, en cok daarop betreklyk is ?
Want na dat hy de onreine Dieren onder de Vogelen gemeld heeft,
zegt hy verder; docb dat zult ¿•y lUien eeten van de Vogéíen, dat zich
heweegt, op vier voet en gaat, en niet met tmee heenen opdeaarde hup-
•pelt. Zelfs zou ik denken, dat Mozes , ais hy hier van Springkhaa- ,
nen had willen fpreeken, dezelven veel eer verbooden, dantoegelaaten
zoLi hebben; want de Springkhaanen huppelen met twee beenen
•op de aarde ; maar zy hebben, uit hoofde van deze twee Springbeeneii,
geen vier, maar zes pooten; het welk nogmaals een bewys is,
dat hier van dezelven niet gefproken wordt. Daarby komt nog dat
'er in de aangehaalde plaats , uit de Bayreutfche weekelyke uittrekzels,
gezegd wordt, dat 'er in 't Hebreeuwfch niet ftaat van vier voeten,
maar vait de vieren der twee voeten. Derhalve houde ik het
daarvoor, dat men zeer wel gelooven mag, dat'er door de vier, raet
ons onbekende Hebreeuwfche naaraen, benoemde Dieren, niet anders
dan gevederde Vogelen te verftaan zyn; welken, in tegenoverítellinge
der onreine Vogelen, aangehaald worden.
S. 33.
Ik weet wel, dat zomraigen , die zich met de verkiaaring dezer
plaatze bemoeid hebben , zeggen , wanneer men hun onder 't oog
brengt, dat de Springkhaanen zes voeten hebben , dat alies, wat op
zes voeten gaat, ook op vier voeten gaat. Doch hoe zeker dit ook
z y , ze behouden nochtans zes voeten; gelyk ook de Polypus of Duizendbeen
meer dan vier voeten heeft; fchoon hy, wanneer hy alie
z y -
* P?,;J""deí;stirche Bybel van den Heer Samuel Nelfin , welke de Heer Geom
miffgrns Pmzsr in Nearenberg , uit het Engelfch in 't Hoogduicfch vertaald
en met veele kundige aanmerkingen verraeerderd heeft , verllaat 'er een Zwaan
door. In t Bebreeuwfch ílaat het woord Tinfcbemetb dat, volgens de meenins
van eenige Uitleggers, een Vledermuis beduidt; doch de geleS-de BOCHAST
v e r ñ a a t ' e r eene foort van üilen door. u «AKJ.
K L E E M A N N .