V O O R B E R I C H T
t e ; en een tamelyk gedeelte derzelven is zo klein , dat men ze
naauwlyks met het bloote oog könne erkennen , ja zommigen zou
men,
Door het getal en de orde hunner Aderen, können de onder ¿¿n geflacht behoo.
reode foorten meerendeels van elkander onderfcheiden worden. De Eieren der
Muggen zyn meeftal langkwerpig-rond, ten deele glad, ten deele niet, en van
ooderfcheiden koleuren, zo wel donkerer, als helderer. Betreffende DU de Wor»
men, of Maden, waar uic de Muggen voortkomen, zo zyn de meefie foorceo,
welken ik tot hier coe hebbe leeren kennen, doorgaans vao eene lange fpilvorroi.
ge, en byna evengelyk ronde, gladlyvige geilake, die echter van vooren tarnelyk
fpits, met cen kleiner Kop voorzien, doch van achteren vlak afgeilompt, eo
met ettelyke itraalswyze ftekels bezec is. Dezelvenzyn meeft van eene blioken.
de en veeltyds van eene bmine in 'c groene valleode koleur; ook ziec raen, ilechts
aat] zomtnigc weinige foorten , eenige enkelvoudige hairtjes. Zomraigen voedea
zieh onder de aarde, anderen boven dezelve, met allerhande verrottende iloffen;
als by voorbeeld, van Wortelen, Meil, verrotte Bladeren , en aodere dingen;
rnicsgaders met het hout van vermolmde boomen, waarin ze menigmaalen veelvuldig,
als zo veele fchadelyke gaften, gevonden worden. En veelen derzelven
veränderet] op de plaats, alwaar zy haar verblyf en voedzel gevonden hebben. By
haare verandering in Poppen, ftrooken de meeften den Madenbalg af, en worden
vervolgens langkwerpige Poppen; derzelver dikte is meerendeels doorgaans overal
evcn gelyk; 'c voorite deel heeft veelal tw^e körte Vleugelfcheeden; en op
den Kop draagen zy twee kleine hoornvormige luclitpypjes, die echter by zommigen
naauwlyks te befpeur^n zyn. Haar Achterlyf beftaat gemeeniyk uit'duidelykeTingen
of ledea, die by zommigen, op den rand, inzonderheid aan 'tlaacfte
i i d , met eenig« fpitzen bezet zyn. Ze können voor 't overige haare levendigheid
e n g e v o e l , door l^eweeging, te kennen geeveo.
De Maden der Vliegen zyn veiTcheidenlyk van geftalte en kolem-. Want zommigen
zyn lang, Slang-en Wormvormig; zy hebben eene rondachtig« geilalte,
die bykans overal evcn dik is; en aan diergelyke foorten vindt men .den Kop
ilechts iets kleiner,dan de dikte van 't lyf; by anderen is het lyf onderfcheidenlyk
in ringen of leden verdeeld; en aan nog anderen is zulks weder bykans niet
t e ontdekken. Eenigen zyn ook wel Wormvormig van geftalte, doch van vooren
dünner en fpitzer. Wederom anderen hebben eene meer breede, rond verwulfde
geilalte, nagenoeg gelyk de Slakken ; inzonderheid die foorten, die op
leevende Bladiuizen aazco; en dezen zyn van vooren insgelyks fpits, en gemeeniyk
naar achteren op zyn breedfte. De Kop is, aan dit flach , wel het fpitfte deel,
-en meer gefchikt om te zuigen, dan om te knaagen. Eenigen dezer verfcheiden
Vliegen-Maden zyn houtgeel; zommigen witachcig, anderen graauw, en eenigen
groen, of geel, of ook wel anders van koleur. Nog ettelyke andere foorten hebben
meer eene körte, diklyvige, dan lange geflalte; welke by verfcheiden uit
een merkelyk getal van Leden beftaat; en meeilal met een kleinen tvveepuntigen
Kop, bekwaain om te zuigen, voorzien is. Zommigen.zyn geheel glad, anderen
hebben gantfch körte hairtjes ofhairige fpitzen. Eitelyken dezer (borten veranderen
in hun verblyf, waarin ze gebooren en gevoed zyn, doch eenigen niet. Zy
veranderen meerendeels onder den Maden-balg in Poppen ; echter zyn 'er veelen,
die in 'c geheel niet vervellen; eo aan diergelyke foorten kan men, in de PoppeD
TOT DE VLIEGEN EN MUGGEN. 533
men, zonder behulp van een Vergrootglas niet eens beipeuren. Benevens
de grootte, kan ook de koleur, die aan deze fooit anders is,
dan aan de andere, ter bepaalinge van haar onderfcheid dienen; waar
toe ook daar en boven haar verfchillend maakzel en gefiel tenis der
deelen zeer veel toebrengc, Nadien ze wyders allen uic Eieren voortkomen,
die, van't Mannetje bevruchc, van 'c Wyf j e gelegd worden,
ter piaatze, daar de IMaden,hier uit voorckoraende, haar voedzel
of onderhoud Iconnen vinden; zo geefc ook die gelegenheid aan
de hand, om ze van elkander te onderfcheiden. Want zommigen
Jeggen haare Eieren in 'c water; anderen in de aarde;zommigen ver-
Idezen daar toe allerleie Gewaifen; anderen zo wel leevende als doode
Schepzeien; en anderen vuiie en verrottende lichaamen of vocht
i g -
pen gefiiaUe, ook geen duidelyk mcrkteken van Vleugelfcheeden , of van hoornachtige
luchtgaten aan den Kop erkennen, gelyk men aan de Poppen der Muggen
Maden gewaar wordt. OndertuiTchen zyn 'er onder de Vliegen-Maden, in«»
zonderheid onder de genen , die in Rqof-Maden veränderen , eenige foorten,
die by de verandering vervellen , en in den Poppenfland niet alleen kennelyke
vleugelfcheeden en ringen, maar ook de gemelde Luchthoorntjes aan den Kop
bekomen. Diergelyke Vliegen-Poppen zyn echter, zo als de meefte Vliegen-
Poppen, korter dan de Poppen der. Muggen - Maden. Eenige Vliegen» Poppen
hebben eene eironde of tonvormige geftaUe; inzonderheid die der Aas-Vliegen;
anderen zyn kolfachtig , gelyk daar zyn de Poppen der ßladluis-vreetende Maden;
en wederom anderen zyn van geilalce als boven gezegd is. Doch ten opzichte
der koleuren zyn ze verfchillende, en ten deele helder , ten deele donker.
Men befpeurt ook zelfs onder de Vliegen eene merkelyke verfcheidenheid,
en haare geflachten worden , door "fmaller of breeder, door langer of korter
Vlcugelen ; door eene fmal of breedlyvige , door eene dik of dunlyvige geilalte
; door 't getal der äderen en derzelver ordening in de Vleugelen ; door
haare koleur, en andere Kentekens meer, van elkander onderfcheiden : van al
het welke ik thans, by mangel van tyd en gelegenheid, niet breeder kan fpreel(
en. Doch ik zal deze Kentekens, waar door de Vliegen van de Muggen,met
haare Maden en Poppen , wezenlyk te onderfcheiden zyn , door den tyd nog
Eaauwkeuriger en grondiger trachten te bcpaalcn , dan ik tegenwoordig gedaan
hebbe;, het welke ik derhalve nog niet als onfeilbaar opgeeve. Voor 't overige
moete ik nog aanmerken , dat de Eieren der Vliegen zig meerendeels glad vcrtoonen;
dat ze langkwerpig-rond van gcdalte, ten deele geelachtig , ten deele
witachtig, ten deele groenachtig, en anders van koleur zyn. Zommige Vliegen
leggen ze of aan leevende, of aan doode Schepzeien , of in verrotte en Sinkende
Aazen, en vochtigheden; of ook wel aan allerhande Boomvruchten, als
by voorbeeld aan Kcrsfen en diergelyken. Ook hcbbe ik ze zo wel aan de Eieren
der Spinnen, als aan veifcheiden Rupfen gevonden.
K L E E M A N N .
• 2dc Dii/ade yy y