458 BESCHRYVING DEB S P R I N G K H A A N E N EN
TEN ZEVENDEN. Wat beeft mm, ah hu betjimnßi en ieße middel ttt
hume •oeräryvmg en uhrooijing, bevonden ? •
Jntwoord. De middelen tegeii dit Ongedierte moeten gefchikt zyn naar
de byzondere Jaar faizoenen.ende verfchillende gefteltenis dier Infeaen; zo in
den tyd der uitbroeijinge, als geduurende hun kruipen of huppelen; en niet
minder oolc dan, wanneer ze reets Itonnen vliegen. IMen heeft ze gevolglyli
op drie of vierderleie wyze te gebruilien en te onderfcheiden.
In 't Foorjaar.
Voor zo veel men liier in Zevenbergen ondervonden heeft, zou hetgoed
geweeft zyn, dat men die Landilreek, in welke men wift dat de Spriii»li.
haanen by Zwermen gebleeven , en aldaar, gelyk de Zy-Warmen, gefiieii.
veld waren, door veel Manfchap, in Maart en Jfril vlydg had laaten onderzoeken.
Dat men naamvkeurig had toegezien, of men niet hier en daar
o p het Land of den Akker, onder mefthoopen, onder ftfuiken en doonien,
of aan de Oevers en in holen, eenige, (na hier bekenne,) in hoopen fay
elkander liggende, zwarie aard-koleiirige , of andere ongewoone kleine
Wormen vond. En dat men die', op derzelver ontdekking , met ftoliken
en ftampers verpletterd , en vervolgens met den meft , het ftroo, of de
ftriiiken, verbrand had. Dit zou het belle middel geweeft zyn ; het welk
ook op deze en gene plaats ondernomen, doch op andere piaatzen onbekend
gebleeven, en bygevolg nagelaaten is.
In den Zmir, wamiccr ze leets kruipen en hippelen.
Het bovengemelde is diis het belle, dat men in 't Voorjaar kan onderneemen:
maar in den Zoroer, wanneer ze reets in Mai en Jimy nitgeko.
men zyn, en de vruchten benevens het gras verviild hcbben , "is 't niet
mogelyk dezelven geheel en al uit te rooien, ten wäre men op de gantfche
bedekte Landftreek de vruchten eu het gras, door middel van berken bez
e m s , dorfchvlegels en andere diergelyke Werktuigen , met de kniipende
Springkhaanen, te gelyk, vernielde en verpletterde.
Doch wanneer de vruchten half ryp ,of byiia geheel tydig en met Springkhaanen
bezet zyn, (gelyk wy zulks , tot ons leedweezen, ondervinden,)
dan is 'er geen ander middel," (dat echter niet ftrekt om ze t'eenemaal uit te
rooien, maar alleen om ze te verminderen;) dan dat veele 1 J e d e n een Land,
't welk met vruchten beflaagen is, omringen; en alomme door hetzelve met
ichreeuwen en trommelen op koperen ketels, of andere klinkende dingen, een
geweidig gedruifch maaken. Doch dit behoort te gefchieden , wanneer ze
des morgens om 8 of 9 uuren weder droog zyn ; om dat ze zieh voor
dien tyd , als nog nat van den daauw zynde, niet byeen laaten dryven,
K R E K E L S DEZER LANDEN. 459
fflaar aan de Korenhalmen hangen, of onder ' t gras, en op de aardeblyven
ligsen. Wanneer men ze door dit middel weet op te jaagen , en meerendeels
op een ledig of afgemaaid ftuk Lands te dryven, zo moet men ze alsdan.ter.
wvl ze door en Over elkander fpringen , met dorfchvlegels , dikke bezems
en hoQten planken aan ilokken vaftgeraaakt, verpletteren en doodflaan:
ivaarna ze te zamen geveegd en met droogen meft of ftroo verbrand können
worden. OndertuiTchen blyven 'er evenwel nog veelen in de digte
vrnchten of in 't gras achter; en als het lang droog Weer, en het Aardryk
toifchen de vrnchten geborften is , verfchuilen de meeften zieh in die
leeten en fcheuren ; zo dat men dit middel andermaal, ja wel ten derdenmaale
möge hervatten. Indien 'er na dit herhaald opjaagen nog eenigen
overblyven, en die eenige verdere fchade doen, is 'er nochtans dit onderfcheid
in , dat 'er maar weinigen zyn, en dat ze minder fchade toebrengen.
Ook kan men, naar de gefteltenis des Lands, kort by den Zwerm , en
daar liy op zyn- dikfte is, eene iloot of graft graaven , ter dicpte en breed.
teeener Elle. Dit gedaan hebbende, moet men van 't eene tot aan het andere
einde van die graft, een halven ronden kring laaten ilaan, door een
aantal van perfoonen, die met groote bezems de Springkhaanen allengskens
naar en tot in de graft veegen, of ze door hun gefchreeuw en getrommel
daarin jaagen 'Er behooren dan teffens eenige andere perfoonen aan de
overzyde van die graft te ftaan, om de Springkhaanen, die door of over de
graft kruipen, te rüg te dryven. Hier in gelukkig flaagende, kan men deeelven,
met de voornoemde Werktuigen, doodflaan, of doodtrappen; en
dan de graft wederom met de uitgeworpen Aarde bedekken.
JVanneer zy vlkgende mrden.
Als de tyd daar is, dat ze können vliegen, moet men by de Vrucht • Vel -
den , en in de nabmirige geweften Ruiters uitzetcen; welken , zodra zy zien ,
dat'er ergens een Zwerm, of maar eenige voorbode van een Zwerm, bofpeurd
wordt , de naby gelegen Dorpelingen ten fpoedigfte behooren te waarfchouwen;
en daar op moeten die allen, zo Mannen als Vrouwen en Kinderen,
met klinkende Werktuigen naar 't Veld loopen; om door dat geraas het
nedervallen van den Zwerm te beletten, of ook wel de reets nedergevallen ter-
Ilond weder op te dryven en te verjaagen. Doch indien het gebeurt, dat ze
in htm doortrekken, des daags vermoeid zynde,!des nachts ergens blyven hegen,
het zy op een ledig Veld, op een Kreupelbofch, of aan de doornen, zo
kan men dezelven des morgens, by 't aanbreeken van den dag, wanneer ze
nog nat van den daauw zyn; of wel op den laaten avond, na Zonnen ondergang;
of ook als het koel en regenachtig Weer is, (op welke tyden zy blyven .
Ijggen, en niet können, vl iegen, ) mei; allerhande werktuigen verpletteren en
veinielen.