•B OMBYLIORUMET J^SPAIOIM.
Ta.b.rR
T^b.vni.
H O M M E L E N E N, W.E S P E N.. Tab. VI . 497
!3y de befchryvirjg der Ringel-R'^fe hebbe ik eenig gewag gemaakt van Tab. v i -
de manier om ze uit te rooien : maar, hoe zorgvuldig wy ook, ter belemmeriiige
liaarer vermenigvuldiginge, te werk mögen gaan, ziillen'er echter alioós
genoeg omb l y v e n ; en zo wel deze, als-andere Rupfen, zouden welhaaft
aile onze GewalTen en Kruiden vernielen, indien onze voorzorge zuHfS
alleen verhinderen moefte. Als men nagaat, dat één enkele Vlinder eenige
honderd liieren kan leggen, dan begrypt men -ligtlyk, dat de menigte der
Rupfen alle jaaren ontelbaar zou zyn; ingevalle de Godlyke Voorzienigheid ,
Hevens de Vogelen, die zieh met Rupfen en Vlinders geneeren, ook niet de
Siuipwespen gefchapen had , die zo wel de Rupfen als de Poppen dooden ; nademaal
ééne enkele Wesp , welke ééne Pop met haar Ei belegt, in die zelfda
Pop eenige honderd Rupfen tevens veinielt. ,
" ;
De kleine, geel en zwart vertier de , gezellige We s p ,
vjelke een open Neß houwt; henevens haare Veranäering
van 't Ei af. _
^ 1 wat de Wespen der Eerlle Clasfe met elkander gemeen hebben, en -Xai. VH,
X i . waarinze verfchillcn.roitsgade'rs in hoeverfcheiden foorten ze verdeeld
können worden; dit alles hebbe ik alrede, in het Voorberichi tot de befchryving der
Hommekn en (Vespen §. 5., aangetoond; en 't is gevolglyk- niet noodig 'er hier-op
ilaante blyven. Deze foort nu met welker befchryving ikthans een begin maake-,
iswel geeneder grootfl;en,maar kan ook niet onder dekleiniten gerekend'worden.
lin dit fl-äch van ge-zellige Wespen, dat, zo wel ten aanzien der groott
e , als der andere Eigenfchappen, verfchiliend is, heeft daarenboven een zeer
aanmerkelyk ondevfcheid in 't bouwen der Netten; die zy, tot haare eigen
bewooning en tot een verblyf haarer Jongen, zeer konilig vveeten te vervaardigen.
Want zommigen, en wel de meetlen, befluiten de Celletjes, die haar
Neil uitmaaken, derwyze, dat men dezelven niet te zien kryge, zo men de
R r r 3 bui