4 5 « EESCHRYVING DEK S P R I N G K H A A N E N EN
yolvvaflin en vluchtig geworden zyn, hier omtrent zeer onderrcheiden Ai,
l u c h ^ w m d V ' ^ ' " " ' " ' sedierte vol bitjesis, m ^ T ^ e J
t n n k r Z Z i u Zwe rm nedervalt, dan zoeken zy, in't
voortkru pen, Ide.negaten, fcheuren of holen in de Aarde, aan de Oevm
en overai daar e^.ge bed.klung van ftruiken, doornen, verdroogden m ft'
™ n r ' , f / ' '"c ge ^ n d e n wordt/waar door de Eft «'
rfe inLV» ' f de Weiden; in zulke reeten leggen zy, naarmaate van
bvna T e vk Sepakte Eieren, die den Mleren-E.er ö
b j na gelyk, doch lets fmaller en langer, en als een körte Haverkorrel zy„
" e r v e n de Springkhaanen, gelyk de Zy-Wormen
Men heeft m /evenbergen waargenomen, dat de Zwerm, die by den reoden
loren doorgekomen was, na dat men denzelven van de eene plaats o„.
gedreeven had een Vierde, halve of geheele Myl , in zyne naar den wind
gedreeven vlucht , rondsom fladderde, vervolgens andeLaal meeft op de
,ei«delyk aan deze zyde van Carelsburg, tufiche«
f n m fh iiggen bleef; en dat dezelve aldaar zyne n
liomehngfchap of tieren heeft gelaaten. ^
In 't voorjaar heeft men, onder het bebonwen der Akkers, op de Landen
eena menigte van diergelyke Eieren, op de eene plaats meer op de andere
minder, opgeploegd; men heeft er eenigen van verpletterd, en'er niets an
ders dan een wit-geelachtig fap in gevonden.
gewallen, heeft men veele zwarte, kleine, te zamen hangende VVorrntjes
g ^ U Mol shoopen , in digte doorne heggen , als ook onder d
de W,r ''y ge v onden; maar niet weeceno
L T e n t gebrdkt' " ^een oplettendheid
W a n n e e r n u in het gras en vvinterkoren wat meer opfchoot; heeft
men nog geen acht geflagen op dit klein Ongedierte ; maar toen e ndelyk
de Zomervrnchten voortgeteeld , en in groei gekomen waren , befpeurde
men m dat dit kwaad zieh, uit zyne broeineilen,wyd en zyd begon
der Uverheid , de omliggende en aan hunne vruchten fchade lydende Inwooners
eerft wakker; doch te fpade; nademaal het Ongedierte zieh alre.
v L r f e i , r ' P ' " ' ' knme.
I h Z T . ^ ' ' ge ' yk de vruchten te befchadigen
en geheel te bederven, niet konde viitrSoi». Ten dien tyde za.
gen zy er uit en hadden dezelfde gedaante, als de gewoonlyke jaarlykfche
koTenr bf/.'k® ' We iden hnppelen; iynde van
koleur bleek njerkelyk-rood, met eenig zwart op den n i g r o p de zyden, en
rcndsom den kop ; doch onder jan dea buik waren ze geel. Omtrent het
¡nid- •
K R E K E L S DEZEK LANDEN. 4S7
iniddeti van jany vond men ze, naar maate van honne vroegere of laa.
tere geboorte, kleiner of grooter; die van het eerfte broedzel hadden de leng»
te van ongeveer een en een halven duim, of waren ten deele ook iets langer;
doch ze bezaten de eigenfte koleiir en geftalte, Maar in 'c einde van Jaiiy ,
hunne opJJerfle dikke huid , die van den kop, van het gantfche lyf, om de
danne Voorpooten en Klaaawen, alles ingeflooten , tot over de achterfte dikke
Springpooten , recht meefterlyk te famenhangende afgeftroopt hebbende,'
¡¡a' men de vier Fleugeis, die in hunne t'zamenpakling , en dmzichtigheid dm ,
ytengelen der Byen of gemeine Fliegen gelyk waren, doch verre over 't lyfheen
tii'iten, en de ¡engte van hyna anderbalven duim hadden, zeer net te zamen gevoumn;
het lyf ms groenaehtig-geel, en veel tederer dan te 'Moren: na deze vervel-
¡in'r keft dit Ongedierte zyne Vleugelen met de achterfle Poeten overflreeken, en zieh,
tífyk een natte Flieg zieh in de Zonne drangt en zuivert, ook geäroogd, glad gemah,
en tot de vlucht bereid. Kort daarna begonnen zy één, twee, drie of
•vier treeden voort te zweeven; op den anderen of derden dag verhieven zieh
üo of 30 wat opwaarts, en maakten over de anderen een kleinen kring van
20 of 30 vaderaen breed; waar op alle de geenen, die reets bekwaam waren
om te vliegen , zieh insgelyks opgeheven hebben, om de vliegenden gezelfchap
te houden: op die wyze dagelyks. een grooter omtrek neemende, maakten
zy weldra een gantfchen zwerm uit; zo dat 'er eindelyk eene ontelbaare
menigte te zamen kxame ; en toen zyn ze, na in die Landilreek, daar zy
uitgebroeid waren, alles afgeknaagd te hebben, met groote Zwermen verder
weggevloogen.
T E N VIERDEN. IVat fchade hebben zy gedaan , en zyn ze gemoon te
'Mge te hrengen ?
/Intwoord. Alomme, daar zy nedergevallen zyn, hebben ze alle de vriichten,
die nog eerft nitgefprooteii en groen waren, als ook het gras , doch inzonderheid
het jonge R i e t , weggevreeten. Maar op die piaatzen, daar ze
in 't voorjaar uitgebroeid waren, en zieh in de nog tedere vruchten, voor
het vliegen , kruipende en huppelende uitgebreid hadden , hetben ze alle
vruchten en gras dermaate afgevreeien, dat'er alleen de bloote aarde overbleeve.
T E N VYFDEN. IS zulks ook in dit jaar gebeurd^ ofnog te vreeztnl
/Intmord. Op die piaatzen daar ze tot in den koelen Herfll, niet gekomen
z j n , heeft men 'er in dat jaar, gednurende den Winter , niet voor te ducbten;
doordien ze alleenlyk in de maand July ter dege vluchtig worden; en
dan in deze maand, als ook in ^ugußus , en in 't begiu van September, naar
gerade dat het Weer koud of warm zy, hunnen tocht van plaats tot plaats sl
verder voortzetten.
T E N ZESDEN. Hoe laaten zy hun Zaaä achter
Atitmori. Dit is in 't derde Artikel te zien.
M M M 3 'TE,S
lill.