573 E E S C I I R Y V I N G DER
TAB. X. eene bnitengemeene vergrooting, die men door het Zonne-MIkroskoop erlangen
kan, in dit opzicht niec zonder vergenoegen te befchoiuven. Byaldien
men 'er de proef van necmen wil, moet men de Hoornachtige Iluid van 't
Oog des InieSs ailigten, an dezelve, dewyl ze door de vochtigheden, die
'er onder zitten, met vuil befmet is, eerit door een Penceel met water ziiiveren
en helder niaaken; en dit gedaan hebbende kan men aan een ftukje dezer
H i i i d , met behulp van't iVIikroskoop, zien, 't geen ik hier afgebeeld hebbe.
Indien men by nacht, ofop eene donkere plaats , een ftukje van zulk
een Oog, door een enkelvoudig tegen cen licht gefteld Hand-iMikroskoop
befchouwt, zal zieh dat licht in 't midden van ieder Afdeeling, hoe veel 'er
Dok zyn, zeer klein vertoonen; en zet men twee lichten nevens elkander,
men zal ze insgelyks beiden, in 't midden van ieder Afdeeling, hoewel nog
kleiner, diiidelyk zien: waar uit, myns oordeels op te maaken is, dat deze
Afdeelingen niet alleen als zo veele byzondere Oogen van het Infeft zyn;
maar dat ook ieder derzelven als eenCoraa- of Bol-glas geformeerd is. Want
wanneer men zodanig een Glas derwyze voor zyn oog houdt, dat het licht,
'^t welk wy daar door heen zien, even als ons oog, buiten het brandpnnt van
t Glas zy, dan zal men ondervinden, dat hetzeive zieh ook zo klein vertoont.
Maar of zulk een Infeilen-Oog twee bolie vlaktes hebbe , gelyk de
Li.-i.a. doorfnede in de Figiiur met Letter a. getekend, en zo als ik meene opgemerkt
te hebben; dan of het aan de binnen vlakte effen, of Concaaf en hol
z y ; kan ik tot nog toe met geene zeberheid bepaalen. Ondertuflchen is 't
huiten kyf , dat de buiten vlakte hier verheven of bol is ; men weet dat
een van buiten verheven, en van binnen hol Glas, de voorwerpen even zo
in 't klein vertoont, als een aan beide zyden verheven, of als een Glas, dat
aan de eene zyde verheven, en aan de andere zyde plat is.
§. 12.
Wat wyders aangaat het getal der kleine Oogen, die 'er in een geheel Inf
e f t e n - O o g te teilen zyn, zulks hebbe ik nog niet onderzocht. De Heer
VAN LEEUWENIIOEK heefc waargenomen , dat 'er in een Oog eener Wat
e r - N i m p h e , 't welk hy als vierkantig meent te zyn, meer dan 12544, en
dus in beide de Oogen 25088 zyn; en van de \ liegen-Oogen zegt hy, dat
het aantal in beiden 8CQO beloopt. Zie zyne Kpiji-, Phyjiohg, püg. 343. De
Heer PUGET heeft, volgens het getuigenis van den Heer DE REAÜMÜR,
m zyne Hiftorie der Infeften Tom. I. Mem. IV. pag. 209. in ieder Hoorn-huid
eens Vlinders 17325 Oogjes geteld, zo dat 'er in beiden 34650 zyn. Verniits
nu de menigse der Oogen by de Infeflen zo groot is, zou men mögen vraagen,
waar toe hun zulk een aantal van Oogen diene? Dog als men het maakzel
der InfeSen opmerkt, zal men deze vraag ligtlyk können beantwoorden.
Den Infeilen zit de Kop niet op zulk een hals, dat zy,gelyk andere Dieren,
den-
V L I E G E N EN M U G G E N . Tab. X.
5?!>
denzelven raar believen mögen «-enden en keeren: hoe bezwaarlvk zou hetr v
ze niet naar alle kanten konden omzien?Hier toe nu, mag men wel beweer^
Z r ' " 'y »n d e r ^ v S d aai ng van den
^ e ^ e ^ t n r O o r - ^^elven zyn verwulfd of verheven ; en beVafn t "
veele Werne Oogen, dat er zieh nieis in een zeker beftek, voor of achter bo
Je k nn a kan, waar van niet veeie ftrakn op detv
a t e n l i "hfei " f : " '^"™' . ^^ »"der.inding kan een ieder, die een'^nf a
S m t r e n t te verr. a T " " ' P " ' Tu'" ™°'-^ichtig en behoedzaain hy
TOd to de^i.A K g^olglyk met door 't gezicht, maar door het gebewoogen
worde. Om nu deze verkeerde ilelline te w l smmmmsrmnmmi SÜpisSiiü