410
Tab.
XXIV.
B E S C H R Y V I N G SP R I N G K H A A N E N k.
Fis. 4-
Fis- 5.
anenop ee„.
legd hebbende, paart weder od niPnL i ,.'^!®''™ dagen ge.
dat alle de bierL b e^c , ^ T ^ ^ r d e n t -l „ i g n > i , J ,
weeken verloopen eer her „Jh ' »aar door 'er zomtyds wel ze,
verftrooid legtf ontlaft h e e f " ' ' 3 o™ dl ^ E i L T n l f " " ' f J ' J » ^^
dere manier, dan by die genen we^pn J t M geichiedt op eene anop
Tab. VIII. Fig. Z en / afoeheTM h . l r ' ^"SP^P-^n zyn, dat ik
vertronwt ^yne E ie^r zorntyS ook ^^^^^^^^^ T ' ^'^g^nvoordV Wyf e
achterdeel eenigermaate w^ei welke het met zv„
andere lichaamln , ¿ T c r l T C X m »
trekt het teffens de gelegde S ? ^ ^ ^ • ; voorts overteellid
voortkomt,do®ch te d t r a a S e „
zo wel als die in de aarde l iceS ^ ™ ^at deze Kieren,
toevallen, können beftaan J" « ™/e nattigheid, of ändert
met zyn overirekzel; en in de 5«. i t zi™ ™ w Ei^Womp
ke hy aan een ander lichaam vaft ge?e'ten teS• L h " '
FJ, 6 f " . en daar door duide yk n ' ool' v T J™ '''
^'i- kander hggen. In de Mg. hebbe ik eenLL f' f®, «¡laan
te z,en is, dat ze eene dooier geele b inke, H
ders van gedaante zyn, dan de Bieren ™et aneen
warm Voorjaar is , en drnlaai f T n ^ Indien het
blootftaat, ko^n de o n V Ä h a a n e T a M n ' Z™
doch d.t zo nietzyndi, komer z f eer^ 9 ^«y «f te voor/bhyn;
befchryvingen van deze Springkhalnen he if"'' T
mntn Over liggen, m datl inTF ^ oZarL ¡ S S t ' '' "y ^'"
hu ^ i cmgeroen, veränderen; die verjf ^ ^ 2 t . T i ? ' , " 'r'''''
'n de gedaanu mn Sfringl ^ haanen u t Z ü i t t 1 , 1 , ^ '
Un deze Eicen -worden & " I zZ" Lanf ^'"' '
vkugeien, uitgebroeid. En zoira z l n f J ein f" " " "'
flrookthy zyne huidaf, ,„ar„p eenioZnen ^ Zll ^ " " "'r' ''^'f',
dien het met deze Trek-SpriTOkharnfn 'e voorfil,yn komt. In
^y bo.en de andere Springfhaat„ m de''.v ' ^'"ien
na de iaat. e veranderin^r^¿IT, Ä J
Kleemann,
K R E K E L S DEZEU L A N D E N . Tal. XXIV. 411
JOE geen Trek- Springkhaan uit het Ei hebbe zien gebooren worden, kan
echter de bovengemelde gevoelens niet toeftemraen ; oi-ermits de Spnngkhaaneii
geen Infeaen zvn . die eenige andere verandering, dan de verwijTeiingvan
huid, ondergaan; en ik uit andere Schryvers bewyzen kan, dat het
met de Trek-Springkhaanen even zo gelegen is , als met alle de anderen.
Wanneer de Heer F r i s c h in het Negende Deel zyner hefobrymnge Tan allerkis
Inkäenpag 7. zegt, zy Icggen, ah alle Springkhaanen, hunne Eieren m de aarie
- in 't yoorjaar kamen de fangen te voarfcbyn-, welken van 't Ei af den Springkhaanen
in alles gelyk zyn, uitgezonderd de vkugels. Terviyl ze graeten , en de
voente afknaagen, veranderen zy viermaal van hiüd, en by de vier de reu krygen ze
llewels am te vHegen; zo fpreekt hy van de Trek-Sprragkhaanen. En de Heer
Dr. L o e b e k , die ze ook zelf gezien heeft, ichryft 'er msgelyks yan, dat^ze
zmnachtig bruinrood uit de Eieren kamen, en ap de aarde buppelen; (zie Eph. Nat.
Cur. Cent. III 6f /K. in Jppend. pag. I44-) het welk, myns oordeels, genoegzaam
toont, dat ze dan alrede de gedaante van Springkhaanen hebben. In da
Bmlaufche Verzamelingen van 't jaar 1728. worden pag. 1206. de Springkhaanen
befchreeven, die toen in Silezie veel fchade deeden ; aldaar zegt men ,
kt ze kleiner dan die van 't voorige jaar waren, en nag geen Vleugels hadden; en
op het einde van dat bericht vindt men het volgende. Omtrent Maria Fißtatte
(dat is den 2 July) heeft men deze verandering gezien; uit de kleine raade Springen
knoten groote, lange, gevteugelie Springkhaanen, boven aan den kop; die das als
ap nieum geboaren wierden : waar door ik meene ten overvloede beweezen te
worden , dat ook deze Springkhaanen van huid veranderen. Doch wat behoeve
ik my langer hier mede op te houden? AI wie kennis van Infeden heeft,
weet ook, dat ze in andere geweften der waereld even zo, als m Europa,
voortgeteeld worden, groeien, veranderen, en na de voortplanting van hun
Geflacht weder fterven.
§• 7.
Voor dat ik van deze nieuwer befchryving dier Springkhaanen afflappe,
moete ik nog iets van de Maag en de daar aan verknocbte deelen zeggen.
De Heer Dr. Kündmann heeft dezeWen in eene Fjguur afgebeeld,
en daarin zien zy 'er gantfch anders uit, dan die ik op myne 'lab. XII.
iig. 2. voorgefleld hebbe. Echter kan ik nog niet gelooven, dat ze waarlyk
anders gefteld zyn: want ik hebbe de mynen, na eene zorgvuldige opening
van 't lyf, afgebeeld, zo als ze zieh bevonden ; waar tegen de Heer
Dr. Kund MAHN een levenden Springkhaan met een mes den kop atgetrokken
heeft, zonder fnyden; en 'er vervolgens den Slokdarm met zynen
aanhang uitgetoogen; by hoedanig eene behandeling eenige deelen voUtrekt
verrukt of gefcheurd worden; en derhalve is 'sr geen ftaat te maaken op de