
 
		gaan,  alzoo  het  bijna  al  den  tijd,  dat wij  uit'waren, 
   regenachtig was.  Na  het  ontbijt vertrokken  
 wij  om  naar  het  fchip  terug  te  keeren,  dat  wij  
 des  avonds  ten  zeven  uuren  bereikten,  met  omtrent  
 zeven  dozijnen  wilde  vogelen  en  twee  zeehonden, 
   meest  gefchoten  toen  ik  herom  roeide  
 en  de  havenen  en  inhammen,  die  ik  op  mijnen  
 weg  vond,  opnam;  elke  plaats  leverde  iets  op,  
 voornamelijk  voor  ons,  bij  welke  niets  te  onpas  
 kwam, 
 Den  zeventienden  regende  het  den  geheelen  
 dag;  maar den  agttiendenwashet helder en  fchoon  
 weder:  in  den  avond  kreegen  wij  weder een  bezoek  
 van  onze  vrienden  de  inboorlingen  Qy')  en  
 den  volgenden  morgen  lieten  de  man  en  zijne  
 dogter  zig  overhaaien  om  aan  boord  te  koomen,  
 terwijl de  andere  in  de  kano  uit  visfchen gongen.  
 Voor  zij  aan  boord  kwamen,  toonde  ik  hun  onze  
 geiten  en  fchaapen,  die  aan  land waren,  en welke  
 zij  eenen  oogenblik  met  eene  foort van  domme  
 ongevoeligheid  bezagen.  Hierop  bragt  ik  hen  
 bij  de  brug;  maar voor  de  man  ’er  zijnen voet  op  
 zettede  om  in  het  fchip  te  koomen,  nam  hij  een  
 groen  takjen  in  de  hand,  met  welk hij  verfchei-  
 den maaien op  den  boord van  het fchip  floeg,  terwijl  
 hij  eene  aanfpraak  of  een  gebed  uitiprak,  
 Toen  dit gedaan was,  wierp  hij  den  tak  in  de rusten  
 en  kwam  aan  boord.  Deeze  gewoonte  en,  
 als  het ware,  wijze  van  vrede  te maaken  ( 8 )   is 
 bij 
 bij  alle  de  natieën  in  cte  Zuid-zee,  dio  ik gezien  
 heb,  in  gebruik. 
 Ik  nam  hen  beiden mede naar beneden  in de  kajuit, 
   daar wij  aan  het  ontbijt  waren.  Zij  gongen  
 met  ons aan  tafel  zitten,  maar wilden  niet  van  ons  
 .eeten  proeven.  De  man  moest  weeten waar wij  
 diepen en  zelfs  in  alle  hoeken van  de  kajuit  fnuf-  
 felen,  en hij  bezag  alles met  enige  verwondering;  
 maar  het  was  niet  mogelijk  zijne  aandacht  een’  
 enkelen  oogenblik  bij  eene  zelfde zaak  te  bepaa-  
 len.  De  werken  van  konst  vertoonden  zig  aan  
 hem  in  hetzelfde  lich?  en waren  even  verre  boven  
 zijn  begrip.  Dat hen  meest  trof was  het getal  en  
 de  derkte  van  onze  dek-balken  en  andere  deelen  
 van het-fchip.  De  man  bood  mij,  voor  hij  aan  
 boord  kwam,  een duk  doek en  eene bijl  van  groene  
 talk aan^  den Heer  fo r s  t e r   gaf hij  ook  een  
 duk  doek  en  het  meisjen  fchonk  een  duk aan  den  
 Heer  hodges,  Deeze  gewoonte  van  gefchen-  
 ken  te  doen,  voor  zij  enige  ontvangen  hebben,  
 is gemeen  bij  de  inboorlingen  van  de  eilanden  in  
 de Zuid-zee,  maar  ik  had  dit  nooit  te  vooren  in  
 JVieuw - Zeeland gezien.  Van  alle  de verfchillen-  
 de  dingen,  die  ik  mijnen  gast  fchonk,  waren  bijlen  
 en  groote  fpijkers  in  zijn  oog  de waerdigde,  
 Deeze wilde  hij  nooit  uit  zijne  handen geeven  als  
 hij  die  eens  gevat  had,  terwijl  hij  veele  andere  
 dingen  ergens  zorgloos  neder  legde  qf  tën  min-  
 |len  a£ter