fchandelijke ziekte Hechts het lighaam verzwakt en
vernielt. Een vo lk , dat, niettegenftaande zijne ruu-
we wildheid, heet temperament en wreede gewoonten
, dapper, edelmoedig, gastvrij en onbekwaam
tot enige arglistigheid i s , verdient dubbel medelijden
, wanneer zelfs de liefde, de zoetfte en geluk-
kigfte bron van genietingen, de fchriklijkfte geesfel
van zijn leven wordt.
Bladz. 206 ( 3 ) . Denklijk was het enkel door het
jaargetijde dat wij den pasfaat-wind eerst zoo veel
laater kreegen; w ijl, namelijk, de zon zig toen nog
hoven het ander half-rond bevond, o f liever, wijt
wij op het zuidlijk nog winter hadden. Dit ondervonden
wij ook in het jaar 1772 te Madera, maar
ook daar hadden wij den pasfaat-wind, fchoon dït
eihet
ffilzwijgen van kapitein' co oR daaromtrent van veel ge.
wigt; hij zou niet in gebreken gebleven zijn dit bij deeze
gelegenheid te zeggen, en ook dat van den Heer f o r s t e R,
die, bij kapitein c o o k aan boord zijnde, dagelijks gelegenheid
gehad heeft om hem daaromtrent tè ondervraagen, gelijk
hij zeer zeeker bij deeze gelegenheid zal gedaan hebben.
Uit dit alles blijkt, dunkt mij, de ongegrondheid
van de Helling van den Heer f o r s t e r , en het is maar al
te waarfchijnlijk dat het volk van deeze eilanden zig hunne
kennis met de Europeaanen deerlijk zal beklaagen en
wie kan verzeekeren dat hunne gemeenfchap met hetzelve
niet, in plaats van hen met nieuwe rijkdommen en gerieflijkheden
te verrijken, eene ontvolking van dat land ten
gevolge zal hebben?
Aantekening van den Nederduitfchen
Vertaaler,
f
eiland onder den drie en dertigften graad Noorder
Breedte gelegen is. Doch allerzonderlingst was ons
de wind, van ons vertrek uit Koningin Charlotte
Kanaal tot den tijd dat de waare pasfaat-wind
opkwam, voorgekoomen. Wij hadden, namelijk ,
verwagt dat wij het grootst gedeelte van den tijd,
dien wij op middelbaare breedten tusfchen de vijftig
en veertig graaden Zuid doorbragten, geftadige Westen
- winden zouden hebben, gelijk wij in den winter
op het noordlijk half* rond gewoon waren te hebben.
In plaats van dat vonden wij dat de wind in
twee o f drie dagen het kompas rondliep, nergens
dan op de oostlijke ftreeken enigermaate beftendig
was en fomwijlen uit dezelve zeer hevig woei. De
naam van Stille Oceaan, waarmede men anders de
gantfche Zuid-zee benoemt, past dan, mijnes bedunkens,
alleen op dat gedeelte van dezelve, dat
tusfchen de Keerkringen gelegen i s , want daar alleen
is de wind beftendig, het weder gemeenlijk
fchoon en zagt en de zee minder onftuimig dan op
hoogere breedten,
Bladz. 206 ( 4 ) . Albicoren, Boniten en Doraden
jaagden naar vliegende Visfchen, even gelijk
wij zulks in den Atlantifchen Oceaan gezien hadden;
enige groote zwarte vogelen met lange vleugelen en
gaffelvormige ftaerten , welke Fregatten genaamd
worden ( Pelicanus aquilus l i n n e i ) en gemeenlijk
hoog in de lucht zweefden, fchooten fomwijlen
met ongelooflijke fnelheid, als een’ pijl, op de visfchen,
die beneden hen zwommen, neder en misten
met hunnen fnavel hunne prooi niet. De Meeuwen
van de Engelfche zeeën, die ook onder dit geflacht
behqoren, wisten de visfchen op gelijke wijzen te
X 2 ke