
 
		•waren)   als  ook  eene  vpor  de  reilen - maakers  eil  
 kuipers.  Op  den  top  van  het  eiland  ftand  eene  
 paal,  die  door  het  volk  van  de  ILndeavour  was  
 opgerigt,  waarop  des,zelfs  iiaani  en  de  tijd  va®  
 hun  vertrek  flond aangetekend* 
 Den  negenden  wierden  wij  bezogt  door  drie  
 kanos met omtrent zestien  inboorlingen  en  ora 'he®  
 aantemoedigen  om  ons  visch  en  andere  levensmiddelen  
 te  ’brengen.'*  gaven  wij  hun  verfeheiden  
 dingen,  met  welke  zij  nitneeniend  in  hun  fchik  
 fcheenen.  Een  van  onze  jonge  Heeren,  iets  ziende  
 dat  beter  ingepakt  was  ,dao  gewoonlijk *  had  
 de  nieuwsgierigheid  om -te  zien  wat  -het  ware  en  
 bevond,  tot  zijne  groote  (verwondering*  dat  hejt  
 het  hoofd  van  een,  nog  kort  geleden,  gedood  
 mensch was.  Zij  ware,n  zeer bedugt dat men het  
 hun  af  zoude  .neemen  en  hij  in  het  bijzonder,  
 die  ’er  het  meest  belang  .bij  fcheen  ;te  hebben,  
 fidderde  aan  alle  zjjne  leden  ,  uit  vrees  van  
 door  ons  geftraft  te  zullen  worden,  alzpo  kapitein  
 co oK   zijn  groot  lafgrijzen  van  deeze  onnatuurlijke  
 daad  -had  te  kennen gegeeyen.  Zij Helden  
 alle  middelen  in  het  werk  opi rhet  hoofd  te  
 verbergen,  door  het  van  de  eene  hand  in de  andere  
 te  laaten  gaan  en  tragtten  ons/door tekenen  
 te  overtuigen  dat  ’er geen  hoofd was,  fphoon  wij  
 .het  enige  minuuten  :  te  vooren  gezipn  hadden*  
 Toen namen  zij  affeheid en  voeren  naar  den  wal.  
 Zij  -fpraken  dikwijls  van  t u p ia   en,  toen wij 
 hun 
 hun  zeiden  dat  hij  dood  was,  fcheenen  fommige  
 hunner  daar  over  zeer  getroffen  en  wilden,  voor  
 zoo  veel wij  konden  verft aan,  wee ten  of wij  hem  
 gedood  hadden  dan  of hij  eenen  natuurlijken dood  
 geftorven  ware.  d it   deeze  vraagen  blijkt  dat zij  
 •dezelfde  bende  zijn,  welke  kapitein  c o o-k  gezien'heeft. 
   .in den agtermiddag  keerden zij ‘weder  
 -met  visch  en  varen -wortel,  die  zij voor fp ij kers  
 en andere  beuzelingen  verkogten,  fchoon  zjj  het  
 meefte  wörkj van  de  fpljkers  maakten.  De  man  
 en  vrouw,  die  het menfehen - ?h oofd ^hadden, kwamen  
 niet weder mede.  Eene naamlijst van woorden  
 in  hunne  taal  hebbende,  noemden  wij  ver-  
 fcheiden  dingen  met  naam, sdat  hen  ten uicerften  
 verwonderde.  Zij  zouden  die  gaerne gehad  hebben  
 en  booden  ’er  eene  groote  menigte  visch  
 voor. 
 Des  anderen  daags  ’smorgens  kwamen  zij weder'vijftig  
 of  zestig  in  getal,  met  hun  opperfte  
 •aan  het hoofd  (zo o  wij  onderftelden)   in vijfdubbele  
 kanos.  Zij  gaven  ons  hunne  oorlogs-wapenen’, 
   fteehen  bijlen  en  klederen  enz.  voor ffpij-  
 ksrs  en  oude  flesfehen,  aan welke  zij  eene  groote  
 waarde  hechteden.  Daar kwamen verfeheiden  opperhoofden  
 bij  ons  aan  boord,  en  het  was'met  
 enige moeite  dat wij  hen  goedfehiks uit het  fchip  
 kreegen;  maar  toen  ’er  een  fnaphaan  niet een bajonet  
 voor  den  dag  kwam,  fprongen  zij  alle  zeer  
 fchielijk  in*  hunne  kanos.'  .Wij Wierden dagelijks  
 !.u  door